
Op de kz. Staat het groote wapenschild, door de Koninklijke kroon gedekt.
Omschrift, na eene kioon:
DA * MICHI * VIRTVT J CONTRA % HOSTES * TVOS.
Van deze muntsoort zijn tusschen 6 Augustus 1552 en 6 Augustus 1558
slechts 898 stuks vervaardigd geworden (zie Bijlage GG); dus kunnen wij het
bijkans als eene soort van wonder besohouwen, indien er nag immer een ont-
dekt wordt.
Onder N" 5 geven wij de afbeelding van den gouden Karolvsgulden. De Or-
donnantie omtrent denzelven, mede van 1520, luidt in § VI als volgt:
// Men sal noch slaen ende munten in onse voors. Munten,» doch (omdat wij
in onze Mimten van Braband en Umbwg (Haarlem 1851), op bl. 242 en 248,
deze \ reeds medegedeeld hebben, en onze lezers die, des verkiezende, even ab
omtrent de volgende munten: de züveren reaal of royaal, den stuwer, den kalten
stuiver, enz. in gemeld werk kunnen nalezen,) geven wij hier alleen de
hoofdpunten op:
Z ij zoude loop hebben voor 20 stuivers; 84 zouden in de snede gaan op het
mark van Troyes; het gehalte zoude zijn van 14 karaat, geallieerd met 7$ kar.
ftjn zilver en 2i kar. koper (zie over een ander allooi de noot op bl. 248 in
Braband en Limburg); — het remedie was f engeb in ’t gewigt en van l i grem
ftjn goud op elk mark, zoo dat er 144 Carolusguldens uit een marik zuiver goud.
zouden geslagen worden.
Aan den koopman zoude voor n sleysohat ende alle andere onkosten van der
Munten u berekend worden vier schell, een groot en xv myten.
Op de vz. ziet men de zelfde afbeelding en leest men het zelfde omschrift als
wij onder N" 8 van den gouden reaal vermeldden.
Ook de afbeelding en het omschrift op. de kz. zijn gehjk aan die van de
kz. der vermelde munt.
Deze munt had volgens de Rekening van 29 Maart 1546 tot 13 Julij 1552
(zie Bijlage IT) toen een koers van 25 in de plaats van 20 stuivers (» verhooght
den xx'" penninge //), gelijk ze oorspronkelijk waren uitgegeven geworden. In
dat tijdvak waren er in Gelderland slechts 21,773 geslagen geworden. In de
Rekening van 6 Augustus 1552 tot 6 Augustus 1558 (Bijlage letter GG) komen
zij niet meer voor. De munt, die wij afbeeldden en die van Z« is, weegt 2,8
wigtje, en berust in het Kabinet van den Heer o. k e e r te Amsterdam.
En deze zijn dan de gouden munten van Karel V voor Gelderland. Gaan
wij thans over tot eene nadere beschouwing der zilveren, en in de eerste plaats
van de oudste derzelve in dat Hertogdom, den vierstmverspeming. Deze munt
is geslagen geworden volgens de Ordonnantie van den jare 1536. Zij werd
ook wel eens met den volksnaam Krabbelaar betiteld, doelende op den dubbelen
arend, die, gelijk wij zoo even zien zullen, op de-vz. gevonden wordt.
Deze muntsoort had een gehalte van 7 penn. 10 grein of ress- ging611
er 40 op een Trooisch mark, en zij hadden doorgaans loop voor 8 grooten
Vlaamsch. De munt, die ook voor Braband, Limburg, Viaanderen en Holend
vervaardigd b geweest, en nog voorkomt (de tweede vermelde, te Maastricht geslagen,
is uiterst zeldzaam en door ons eerst in October 1851, na de uitgave
van ons werk over de Brahandsehe en LmburgscRe Munten, ontdekt; wij zullen
haar, naar wij hopen, later in het licht geven), heeft op de vz. den gekroon-
den, tweekoppigen, met nimbussen omgeven Rijksarend, binnen eenen parelcirkel.
Omschrift: -
- KAROLVS * D * G * ROMA * IMP * Z * HISP * RE * 44.
d. i. 1544.
Op de kz. ziet men het gekroonde, zestienveldige wapenschild, rüstende op
twee gekruiste laurierstokken, die tot aan den rand der munt reiken. In dien
rand vertoont zieh het muntteeken van Gelderland, alsmede de spreuk:
DA * MICHI. VIRTV * CON . HOS * TVO.
Deze munt, die 6,05 w. weegt, is van Zs , ab ons tot dus verre alleen be-
kend in de verzameling des Heeren St r ic k e r te ’s Gravenhage, en echter waren
er (volgens Bijlage letters EE) tusschen 1 Augustus 1544 en 29 Maart
1546 van dezelve geslagen 101,213 stuks; en tusschen 20 Maart 1546 en 14
Julij 1552 andermaal een getal van 83,039 stuks (zie Bijlage IT ); verder van
6 Augustus 1552 tot 6 Augustus 1558 een getal van 5,660 stuks, die echter
alle na 1557 kunnen vervaardigd zijn, en alsdan den Stempel van Tihps I I zullen
gedragen hebben (zie Bijlage GG).
In allen gevalle is het zonderling, dat de munt thans zoo uiterst zeldzaam is