
der mußten geheel op den Brabandscken voet plaats had. Er schijnt eene gioote
verwarring in het Geldersche muntwezen in die dagen te hebben geheerscht,
van welke wij de oorzaken kunnen lezen bij n i j h o f f in het VIII" Deels 3' Stuk
van zijne Bijdragen vorn Vaderlandsche Geschiedems en Oltdheidhunde, bl. 194
en volgg. Wij meenen, tot meerdere opheldering van het door ons aangevoerde,
deze regelen te moeten overnemen, en geven daarna de door den Heer n i j h o f f
op bl. 196 en volgende medegedeelde muntevaluatie van den jare 1501.
Wij lezen dan!
I Karel van Egmond, in 1492 uit zijne gevangenschap in Frankrijk ontslagen,
//was in Gelderland als Hertog en Erfvorst gehuldigd. De voldoenmg van den
« zwaren . losprijs, waarvoor de jonge Graaf van Meura als gijzelaar was achter-
//gebleven; kostbare bezendingen bij den Keizer en de Rijksgrooten, om de
// beleening te verwerven; herhaalde oorlogen om het bezit van het Vorstendom
» tegen het Hais van Bourgondie te handhaven, hadden hem genoodzaakt, niet
«alleen om de domeingoederen, voor zoo ver die onder het jammerlijk beheer
«van zijnen grootvader Arnold onbezwaard gebleven waren, te verpanden of weg
«te schenken; maar ook, om onder allerlei benamingen, als pondschatting, rui-
„tergcld, dienstgeld, enz. van de ingezetenen buitengewone lasten te vorderen.
«In het jaar 1500 was de nood der schatkist op nieuw hoog.geklommen, en
«werden de landzaten op nieuw om hulp aangezocht. Veel en langdurig waren
«de onderhandelingen, eer bannerheeren, ridderschap en steden, de drie leden,
«die uit elk der vierendeelen ter landschapsvergadering versehenen, er toe kon-
« den verstaan, om die hulp te verleenen! Eerst nadat de Hertog beloofd had,
« op niet minder dan elf punten aan hun verlangen toe te geven,' bewilligden
«zij in zijnen msch. Daaronder was, dat hij niemand aan zijnen gewonen reg-
«ter zou onttrekken; geene schatting, onder welken naam ook, doen invorde-
«ren; geen domeingoederen verpanden, de munt niet. vertagen, zonder toestem-
«ming der etenäen; dat hij de stroomen en groote-wegen veilig zou houden; de
«giftbrieven doen herzien; niet anders dan geboren onderzaten- in ambten en
«bedieningen stellen; de rekeningen door daartoe gemagtigden laten afhooren,
«enz. Onder deze voorwaarden nu gaven bannerheeren, ridderschap en steden
«op den 3 April 1501 hunne toestemming tot eynen pennynch van acht dm/sent
ji golden gülden sjairs, ende dair to dge byeraczijsse den tijt van sess jaeren du-
// rende, in allen steden, platten lande ind in den smalen heerlickheyden., in dier
« voege namelijk, dat men opten platten lande van eichen vat biers in onsen lande
«gebrouioen ind dair getapt, off in hraemen off gastergen,. brnlofften off sus anders
// gedroncken ende verdaen wordt, eyn vuryseren betalen sali, ind van allen ugt-
« heemschen weemden bier tioee mrgseren,. ind van allen hier \ opten platten lande
v ind in den smaelen heerlickhegden gebrouwen, daerf onsen steden aen oeren pre-
uvilegien reget hynderlick enis, van elcken vat oiek twee vury seren, ind in onsen
«steden van allen byrmen gebrouwen getagten byer van eichen vdt een halff vur-
« yseren, n j§
Omtrent den bieraceijns werd bepaald (zie bl. 196) «dat geen ambtenaar,
« geen hoffieden of priesters ten platten lande als pachters mogten worden aan-
.« genomen; dat de verpachtingen in het openbaar bij de brandende kaars moes-
«ten plaats hebben, en voorts het navolgende:
NB. Vooraf vraagt de Heer n i j h o f f in eene noot, welke munt onder de bena-
ming van malle hlaeshens in een Schepensbrief der stad Groenk) van 1545
kunnen bedoeld zijn. Wij gissen de eenige jaren te voren geslagene kleine
muntjes der stad Kämpen, van sleoht gehaltö en voorzien met het beeid
van den Besehermheilige der stad, den Heiligen Nikolaas. Of zoude ook
- misschien de naam af te leiden zijn van inunten, door den zoo dikwerf
doör ons vermelden Nyclaes Nyber geslagen? Het laatste is, omdat in het
Groenlosehe stuk, naar gissing, Geldersche munten bedoeld worden, wel
zoo waarschijnlijk.
«Toe weten, dat dese nae beschreuen ordinancy van den payment bij mijnen
«gnedigen heren ind der lantschappen auerkomen is, nu vortaen t’haldon ind
»mijns gnedigen heren pachten, thynss ind jaergulden, schattingen ind aczijse
» daemae t’boeren.
, «Item in den irsten sali die enckel gülden halden sijn gewicht, ind men sali
n stuuers slaen der vijffinddertich der seluer gülden eyn wert wesen off aeht ind
»twyntieh Brabantsche stuuers, ind halff vuyrijseren, ind veirthein heilen, off
«tweenduertich gelresche stuuers, die wocheyen of blyecken heyten, wänt dat
53*