
«doet kundigen, uytroepen ende publioeien, alomme binnen den Steden ende
« Vlecken van den Lande ende. Furstendom Gelre ende Graefschap Zutphen —
« opdat een ygelyck van de continuatie der sei ver permissien ende tollerance
« gewaersehout ende berigt magh wesen, om hem daer nae te mögen vuegen
« ende reguleren, Ende nae de voorschreven publicatie suit daer van behoir-
«lycke certificatie over seynden in handen van syner Majesteyts Audiencier nae
a gewoentën,« enz. enz.
Vroeger kon er ook ten aanzien van de raunten twijfel bestaan, wanneer ze
volgensi onze wijze van rekenen, geslagen waren; zoodatb. v. eene munt, die het-
jaartal 1563 voert, indien ze na Paschen geslagen wäre, eigenlijk het jaartal
1564, volgens onze berekening, zoude hebben moeten dragen,
Ten dezen opzigte kan er, te rekenen van de Nederlandsche munten, die het
jaartal 1576 voeren, geen twijfel meer bestaan, aangezien bij plakaat van 16
Junij 1575 bepaald werd, dat in alle Nederlandsche Provinciën [en dus ook in
Gelderland en op;de Geldersche munten], te rekenen van den 1 Januarij 1576
af, het jaar met dien datum zoude beginnen.
Zeer mèrkwaardig is, het' om dit stuk na te lezen / dat men aantreft in het
I< Deel van het Groot Geld. Placaetboeclc, bl. 663—665.
Bij plakaat van den 22 Junij 1575 (zie aldaar bl. 666), werd de vergunning
op den loop van de gouden en zilveren munten nog verlengd tot Kersmis van
dat jaar.
Op den 26 Octòber 1576 werd er andermaal uit. Brussel een plakaat uitge-
vaardigd, dat betrekking had tot eene nadere verhooging van het Nederlandsche
gouden en zilveren geld. Wij lezen daarin als voIgt :
«Alsoe om seekere merckelicke rédenen ende consideratien, sunderlinge geiz
merckt dat om ’t groot profiyt ende winninge die men in, de nabuer Landen
« doet op die munte van herwartsovere, alle die goude munte uyt onsen Lan-
«de wert vervuert en diè selve Landen vervult worden van quade munte,
hWy geraeden bevonden hebben, den prys ende ganck van den goude en
« silvere munte te doen verhogen, ende dat by maniéré van provisie en tole-
«rantie van sekeren körten termyn alleenlick, gemerckt dat wy overmits die
« voerledene troublen en beruerten daer inne tot nu toe niet gevuechlicken en„
«hebben kunnen remedieren; SOE IST: Dat wy ’t selve aengesien, sonder-
« linge op de remonstrantie' van de Staten van onze voorsz. Landen van her-
ii wartsover’e , tegénwoerdîgh vèrgadert binnen' dese onse Stadt van Bruessele,
«ende daer op ehrst ende al-voren gehadt advys van die generaci meesters van
«onser munten , ende oick van onsen lieven ende getrouwen die Hooft-Presi-
»dent ende luyden van ohsen sëcrëten Baede, mitsgaders van den Hooffde,
» Trésorier' generael ende Gecommitteerden van önse domeinen ende financxen,
« Hebben by deliberatie van tmse seer lieve ende getrouwe die luyden van on-
« sen Raedè vah State by ons gecommitteert totten Gouvememente generael
«van onse voerSchreven L ä n d e n , van herwartsovere, geordineert ende gepermit
«teert — by forme van tolerantie, dat tot Sint Jans misse van den naest-
ii kommenden Jaere vyftien ■ hondert soeven ende t ’ soeventigh, die goude en
«silvere speeien hier na gémentioneert, in onse voersz..Landen van herwarts-
«overe, ganck ende loöp hebben sullen ten pryse ende estimatie als hier nae
« voloht, Te wetene, den gouden reael tot vier ponden« [dit is de eerste maal
dat wij in de plakaten op de mtmt: van ponden melding gemaakt vinden; ook
zoo aanstonds van seHllmgm of sehellihgen; verder van pemmtgens terwijl het
blijkt dat het pònd in 26 schellingen, en de sciilliny m 16 penningen verdeeld
werd. Het pönd werd' later guUen gCnaamd, de schilling stuiver, die dan ook
in 16 penniügen verdeeld werd. Het is ons echter niet duidelijk, hoe deze
benaming van ponderi en schellingeü zòo .eênsklaps in de muntplakaten inge-
voerd is geworden], «den lialven reiicl tot veerlich Schillingen, den- Carolus
«golden tot ses-en twinfigh Schillingen', de- sónne prone tot achtren veertigh
«Schillingen, den Siht'Andriès1 gülden tot acht-en dertigli Schillingen sèspennin-
rg en , den'gôudën Philippuè gülden tôt drie-én dertigh Schillingen, den gouden
«gülden van Duÿtslandt tot soeven-en dertigli schilhngen, den gouden Leeuwtot
« negen-en vyftigh Schillingen,' den dübbelden Phihppus: [d. i. het.Gulden Vlies]
«tot drie ponden acht Schillingen, dendttbbëldètt ducaettatvyffpondènviersehil-
ii lingen, den ducaet tot twee-éndè vyftigh sChilhögeü, die Spaensclie en ItaliaensChe
«pistoletféh fot ses-ën veertigh Schillingen'sèS' penningën ; (len .dobbol Pistolet tot
«vier ponden derthien Schillingen, den grooten Cruysaet vanPortugaeltotses-en
«twintigh ponden, den Angelot tot drië ponden gestién Schillingen, denCruysaet-
33*