
»voorschreven is, doet kundigen, uytroepen ende publiceeren alomine binnen
» die Steden ende Vlecken van den Landen ende Furstendomb Gelre ende Graef-
» schap Zutphen — ten einde dat een ygelick hem daer nae magh vuegen ende
» reguleeren, ende des en syt in geenen gebreecken,« enz. enz.
Op welke wijs nu gehandeld werd bij gelegenheid van het inwisselen der
munten, door middel van beëedigde wisselaars, die in de aanzienlijkste steden
in die eeuw en vroeger permanent aangesteld werden, doch thans bij de alge-
meene inwisseling, ook in andere steden van Gelderland, van wege de overheid
werden benoemd en beëedigd, leze mèn het plakaat van 9 Junij 1571 {Geld.
Placaetboeck, D. I , bl. 546). Men schijnt zieh dus uit de dorpen naar de steden te
hebben moeten begeven. — Verder werden er personen aangesteld, om, vooral
»geduerende de jerste bitte,» d. i. in de eerste tijden der inwisseling, toezigt
over de wisselaars te houden.
De instructie van deze wisselaars is wel der moeite waardig om nader te leeren
kennen. Zij luidt aldus:
« In den eersten suit schuldig wesen eenen ygelyeken te betalen die regte
» weerde van de penningen billioene die u gebrogt sullen worden, mits daer af
»nemende uwen getaxeerden loen, Te weten, dry stuyvers van- elck pond groot
» Vleems, ende van andere meerdere of mindere somme nae advenant ende niet
» meer, mits welcken loon, suldy schuldig wesen te dragen of te séynden alle
s die voerschreven penningen billoenen, die gy alsoe ontfangen suit, in de naeste
« munte ons genadige Heere des Conincx, sonder jemanden wy hy sy. niet daer
» af te verkoopen of by andere middelen over te laeten, noch oick by u selven
»in geender manieren te verbesigen of te verwerken.
» Voort suit gehouden wesen alle die penningen die gy wisselen suit in twee
» te snyden in presentie van den leveraer [hieraan is hoogst waarschijnlijk de te-
genwoordige buitengewone zeldzaamheid van de meeste stukken, die hier be-
doeld zijn, toe te schrijven].
»Item suit hebben goede ende regtveerdige balanss ende juste gewigten,
» gejusceert [sic] by den Yckemeester van den Lande daer toe geordonneert
»nae den marck gewigte van der munten, op al sulcken remedien ende
»poincten verklaert in den placcate den gewigte aengaende, gepubliceert den
»sestienden dag van Feberwary [sic] Anno vyftxen hondert ende negen.
«Item suit altyt hebben in ’t openbaer op uwe wissel-banck oft comptoir,
»een tafel geteeckent metter hanteeken van den generale Meesters, daer inne
»geschreven sal syn den prys ende regte weerde van den marck, onche ende
» engelsçhen van den verbooden penningen ende billioenen, opdat een yegelyck
»die weerde daer af weten mag.
»Item en suit niet vermoegen te buiqueteren of chimenteren, eenige pennin-
„ gen gefalueert ende gemunt; of die men munten sal in der munten ons gena-
» dige Heeren des Coninckx, Te weeten , die swaerç uyt die ligte te soecken,
»oui met die swaere prouffyt te doen, ende die ligte weder te begeven» [eene
zeer gewone handelwijs uit vroegere dagen, toen, ten gevolge der minder vol-
maakte werktuigen, sommige muntstukkpn bleken te zwaar, andere daarentegen
te ligt vervaardigd te zijn], »ende dat op die verbuerte d’ ierste reyse van hon-
»dert Philips gülden, ende voor de tweede reyse twee hondert gelycke guldens»
[vroeger waren -de boeten steeds in Carolusguldens of gouden realen berekend
geworden, welke muntsoorten thans minder algemeen schijnen geweest te zijn]
»ende voor die derde reyse te staen ter arbitrale correctie, gemerckt dat een
-»saecke seer crimineel is, ende tegens syne Majesteyts Hoicheyt ende t ge-
// meyn welvaeren.
// Ten lesten suit gehouden weesen te exhibeeren aen dien van de Weth, deese
«uwe tegenwoirdige instructie, besundere oick overbrengende in handen van
» den voorschreven generaelen Meesters van de munten, ten eynde van den dry
»maenden ten alderlangsten, behoirlycke certificatie van dien, van den voorschre-
»ven Weth , nopende der quantiteyt van den billioenen die gy ontfangen zult'
» hebben, mitsgaders dat‘ gy u in alles gereguleert ende gedragen hebt, ende
» naervolgende der voorschreven instructie gedaen.
Onder stond geschreven:
»Die Generaeis der Conincklycke Majesteyts munten, in seyn Majesteyts
» Nederlanden.
»Ende was onderteeckent: C a s p a r C r o p ,
L eNAERT VAN IllPEGHIJN,
M e l c h io r v a n d en F e r r e .»