
Het zal waarschijnlijk bet stuk geweest zijn, afgebeeld op onze PI. XVI,
N" 18. &
5° dito geheeten eynen halven sleper; gebalte als voren; 52 op bet mark;.tot
sleisehat een, dus of ongeveer 2% belasting op deze muntsoort.
Waarschijnlijk was het onze N' 19 van PI. XVI.
6° Eynen dubbelden stuiver. Gebalte 6 penn. 1 grein; 79 in de mark; 2 tot
sleisehat.
Wij gissendat het onze N" 20 van PI. XVI was.
7° Eynen eynvoldigen stuiver. Gebalte .3 penn. 1 gr.;: 79 in de mark; 2 tot
sleisehat, dus eene belasting van ruim 2|% .
Moeijelijk is. het te-bepalen, welke orizer afgebeelde munten wij, als de
hier bedoelde, met eenige waarschijnlijkbeid mxfgen aanwijzen., Wij gissen
of eene vroegere type van de N° 28, of de X” 24 (ten zij deze munt, .die
zonder jaartal is, en de type der Minderjarigbeid van Karel draagt, ook uit
den tijd van die Minderjarigbeid -dagteekent),: of de N" 26 (de N° 27 schijnt
tot Harderwijk te behooren), of eindelijk de N° 28 of 29.
8° Eynen halven. stuver. Gebalte 2£ penn.; 1:45 in de mark; 4 tot sleisehat;
dus- y belasting of ongeveer 3%.: Waren het onze N» 30, 32 of wel 33 ?
9° Oirt stuver. . Gehalte als vpren, doch ;30O uit een mark; 6 tot sleisehat
of- JöI, dus 2%- Waren het onze N": 34, 35 of 36?
Nog it oMme t klßyn (f£lt t& ‘ liebheTi: u "
10' Muters-. Van deze gingen er zeveh op een stuiver. Het gehalte.was 2 penn.
Er gingen 28 stuks op een lood. Haar nu een mark; 2 pond had, een pond
8 oncen, een once20 engelschen en een engels 32 lood, maakt zulks voor
een mark 10,240 looden; zulks gedeeld door 28 geeft 365 ä 366 muters
uit een mark. !
Was het de N’ 14 van otis Supplement? r
Volgena bövenstaande Ordonnantie is gemunt gewordendoch het geld was te
goed, eri daarom bragten de kooplieden geeh muntmateriaal,] tsn einde daaruit
voor hunne rekening geldstukken te . laten slaan , :naar ’s Hertogen munt; der-
halve wetd nog in helzelfde jaar' (op Sonnendach post margarete virgitlü anno
Domini XCVI) bepaald voortaan'te slaan' (zie Bijjage 'letter N ):
Den eenvoldigen stuver op 3 penn, min 2 grein, doch het getal stukken uit het
mark bleef bepaald als vroeger.
Den halff stuver van 2$ penn, min 2 grein.
Den ort stuver van 2$ penn, min 2 grein.
Verder wordt gesproken van eenen dubbelden stuiver van 4 f penn, en van 62
in het mark, dus afwijkende van den boven gemelden, die een gehalte had van
6 penn. 1 grein, en waarvan er ook 79 op een mark gingen.
Is het soms de N° 24, 28 of 29 ?
Zonder en essai is de zaak niet uit te maken, doch zoude men
dam-ium unieke stukken (de N” 29 is ons zelfs nimmer in het oorspronkelijke
voorgekomen!) willen opofferen ?
Achter de vermelding van den dubbelen stuiver staat: «doch die yrste onse
„ ordinancie nae luyde unss segell ind brieve vurger hyrinne onverbreeckelick
u ind voirt in der alinge machte te blyven.//
In het zelfde jaar kwam' er weder verandering in het gehalte enz. der munt,
want in een stuk, gegeven op: u manendach in den octaven Petri ad vincula (8 Au-
„ gustus) anno Dom. sees en ’t negentich,// lezen wij in eene nieuwe Ordonnantie:
// Soe wy mit gueden onderscheide bericht syn, dat den enckele gülden, ind
«den gülden mit twee elymmenden leeuwen die hy [de Muntmeester Niclaes
u Nyber] van onsz. wegen nae vermoige derselver onser ordinancie opt yrst be-
u stain had to munten to sterck van golde ind beter van gehalt syn solden dan
»etzliche golde gülden in anderen munten hyromlanx gelegen sich bewynden
//te wesen.//
Daarom werd bepaald, dat voortaan het gehalte zoude zijn: van den golden
pennynck 17J karaat, terwijl er 75 op het mark gingen.
Van eynen Gelreschen gülden geheeten mit twee elymmenden leeuwen //op
14 kraet (sic) 3 greynv en 75 in de mark.
Van eynen halven enckelen gülden (d. i. Bijnsgulden, ons nnnmer voorgekomen)
op 17J karaat en van 152 in het mark.
Van eynen sylveren penn, geheiten sleper, van 11 penn, min 4 grein, en van
28 in het mark; dus dünner van stuk dan boven vermeld, toen er slechts 25J
uit een mark geslagen werden.
15