
soden doen verwaien ende scryuen aen onse leyntmejstere ende tollenere yn onsen lande
geseten, dat sy die ordinancie.halden yn alle der maten als wij ouerdraghen sijn mit onsen
raide ende vrienden van onser voiiscr. munten. Ende off yemant were die des met en dede,
dat wolden wij doen halden aen sijn lijf ende-goet. Ende dat gheen van onsen joeden yn
onsen lande van Gelre geseten, gheyn ander gelt boeren en solen, dan in onse ordinance
als voirscr. steet geset is, Ende- weert sake, dat sy dair tgeghen deden, dat wolden wij
halden aen hoer lijff ende aen hoer goet. Ende yn dese maniere als hier na bescrenen
steet, als onse voirscr. gulden gelt twe ende dertich grote ende eyn halue so sal alle golt
ende silneten gelt gelden als hier na bescreuen steyt. Dat is te weten. Onsen voirscr.
Eynsehen gulden twe ende dertich grote ende eyn haluen. Ende ouerlenscAe gulden (I),
die die vier Koerforstm voertyds AebAen doen, slam, eer sy sich- nu laetste tsamen ver-
bonden, ende die gulden die die erdscAebisscop van CoeVne doet slam (2) op dese tijt
soelen gelden twe ende dertich grote ende eyn haluen. Ende die andere BynscAe güldene,
die die Koerforstm rm doen slam (3), die sal men nemen voer eyn ende dertich grote.
Item eynen yngeUehm nobel (4) seuen ende tseuentich greet. Item eyne TleemscAe nobel
(5) vijff ende tseuentich grote. Item francrycscAe cronen (6) seuen ende dertich grote.
Item Peters ende MecAgelsehe scilden (7) ende helmkens van Tlamderen (8) acht ende
dertich grote ende eyn haluen. L Item ftanerijcsche aide scilde twe ende veertich groten
ende eyn haluen. Item Keysets (9) ende GentscAe aide scilde (10) twe ende veertich
groten. Item aide franclm (11) vijff ende dertich groten. Item GelresscAe BynscAe guideline
(12), die onse liene gheminde brueder seliger gedacht hertoghe 'Willem dede maken,
(1) Overlandsch is Buitsch. Deze monten vindt men nog (in zeer onde Beeldenaars, met name in die»
▼an 1526 afgebeeld. , nr..
(2) Ook deze vindt men in de Beeldenaars, alsmede besehreven in vom melle, Kollmsche Münzsammlung,
Köln 1792, bl. 176 en volgg.
(3) Zie zoo even wat wij bij Overlensche gulden aanteékenden, ’
(4) Dit zijn de Nobels geslagen onder de Köningen Eduard III, Richard II en Hendrik IV.
(5) Zijn dé munten van Graaf Filips den Stouten.
(61 De munten van Koning Karel VI. ■
(71 De Peters zijn de munten van Wenceslaus en Johanna, afgebeeld in onze Munten van Braband en
Limburg (Haarlem 1851), PI. IX, N* 2 ; de Mechgelsche scilden zijn de munten van Fihps den Stouten,
in gemelde stad op zijnen last geslagen.
(8) Munten van Graaf Lodewijk van Male.
(91 Zijn de monteo veo Keizer Lodewijk veo Beijereo of IV, gemaal der Gravrn »Urgaretha.
(10) Zijn de monten van.Lodewijk v an Cre cy en Lodewijk van Male, geenszios stedelijke' monten van Lend,
(11) Munten der Köningen Jan en Karel V.
(12) Zie deze afgebeeld op onze PI. VI, N9 1 en 2.
eyn ende dertich grote. Item WilAeUus EollrmscAe gulden, (1) sess ende twintich ende
eynen haluen groten. Item GeUesschegulden, 'die in denjair van acAt ende tacAtenticA (2)
geslagen womden, sess ende twintich groet ende eynen haluen. Item enen StrampraidscAe
gulden (3) twintich groet.' Item eynen nyen GeVresscAe gulden (4) achtyen groet. Item
UngerscAen ende BoemscAe gulden (5) vier ende dertich groet. Item dobbel HenegouscAe
cronen (6), die derde ende ¿He vierde sess ende veertich groten. Item dobbel Eenegou-
scAe cronen die vyften vyer. ende veertich groten. Item ynlel EenegouscAe cronen Albertus
vyer ende dertioh groten. Item ducaten, FlorenscAe ende JenuesscAe gulden (7) vyer
ende dertich groten. Voert-so sal.onse nye grote'(8) gelden vyer brabansche, ende ellijc
brabans voer twe hollans. Item onsqn nyen dobbelm groten (9) voer twe grote. Item
onsen nyen groten voer eynen grote. Item dobbel botdragers ende jmgAelers (10) voer
twe groten. Item halue botdragers ende halue jangelers voer eynen groten. Item aide
Vleemsche ende EeuenterscAe polseraten (11) vijff brabansche. Item BmrgmscAe lelyarts (12)
sess brabans. Item dobbel groten GulicAs ende Gelres (13) seuen hollansche. Item Vleem-
sehe placken (14) seuen brabansche. ‘ Item FleemscAe clayken (15) seuen hollansche. Item
11) Zijo da mootao afgebeeld bij zzzeoade, PI. XXV, 3 , N« 6 , en laler door on. in onze Afdeeling:
Munten der Graven en Gravinnen van Holland ebiz. nogmaals, en naar wij yerlrouwen, ter uit le g
ven. Deze muntsoort is thaus nog niet zeldzaam.
(2) Ons tban8 geheel onbekend.
(3) Js waarschijulijk eene gouden munt geweest, die men in het vlek Stramproy, tbans ^dert geruimen
tiid Stamproy gespeld (ook in officißle stukken), eene gemeente van bet voormalige Vorstendom Thorn, in
Limburg, sloeg. Zij is ons alleen uit deze plaats in bet legenwöördige Charter bekend, en weten wij met
welke er door bedoeld wordt. Er is nog zoo oneindig veel in de Numismatiek onbekend.
(4) Ook omtrent deze muht weten wij niet welke bedoeld wordt. . . . . . .
(5) De Hongaarsche en Boheemsche guldens uit de veertiende en het begin der vijfliende eeuw zijn m
de oudste Beeldenaars te vinden. ’ . -tj •
: (6) Deze schijnen oudtijds ondersebeiden le zijn geworden in stukken van de derde, vierde en vijfde uit-
gifte. De laatste waren minder in waarde dan de beide eerste. Het zijn raunten van Aalbrecht van Beije-
ren, en onder anderen afgebeeld in chalom, Monnoyes du Hainaut, PI. XVI, N° 116. De ytikel Hene-
gousche cronen zie men aldaar onder N® 117.
(7) Zijn diikaten van de stad Florence en guldens van de stad Genua.
(8) Is waarschijnlijk onze N® 15 op PI. IX.
(9) Naar wij gissen onze N° 14 op PI. IX.
(10) Het woord komt niet bij kiliaan voor. Zij hadden de waarde van eenen stuiver.
(11) Het woord komt mede bij kiliaan niet voor. Eene kleinigheid kan soms aanleiding verschaft hebben
tot het geven van dezen naam aan eenig muntstuk. Ook kan de lezing gebrekkig. zijn.
(12) Bourgondische munten met leliön daarop. Zoo lezen wij ook in dodt’s Archief van Megensche
lelyarts.
(13) Moeten munten van zeer siecht allooi geweest zijn, die slechls l van een goede groot waardig waren.
Welke er bedoeld zijn, weten wij niet; misschien munten van Hertog Eduard.
(14) Zullen de munten van Lodewijk van Crecy, Lodewijk van Male en Filips den Stouten zijn.
(15) Waarschijnlijk halve placken, en aldus geheeten naar den naam van den Muntmeesler clats (dekim).