
ryck schickten, aldus dat eyn tegen dat ander affgeslagen, blyfft der mnntmeyster
ain mynen genedigen heeren in all taffter vyerhondert vyff ind vyfftich enckell
gülden, sessindtwyntichstenhalven stuv., den golden gülden gerekent qp sessrnd-
dertich stuv. Ind is voirt by mynen genedigen heeren averdragen, dat hy nae
lude synre commyssien ind der brdinantien vnrger hem vur ind nae gegont
voirtaen den tyt van drye offvyer maenden ongeferliche munten ind syn pen-
nyngen hy nu taffter blyfft ain sych selven, aen den sleeschat körten ind m
behalden sali, sonder hem eynige vorder moyenyss off lasten van uytgeven op to
legten, anders dan 'by synen vryen wylle. Ind hyr en bynnen sali sich myne
gen°ed. beere omb eynen anderen Mnntmeyster moigen versien, dye die of-
ficy dair en theynden aenvynckt, inde den vursc. Nyclaess alsdan myt genaden
brloff geven, ihde dess dyenst to verlaten, then were, dat syne gnaden
vorder myt hem averdraghen deden. Ind in gefall sülcx nyet en geschieden ,
soe sali doeh der vurscr. Nyclaess. by den dyenst der Munten blyven,. soe lange
dat hy syn. rest dye. hy nu taffter blyfft, off dat hy noch vorder verleggende
mucht werden geheyll ind all weder gekört ind sych selffz betailt sali hebben, al-
let tot: bewyslicker rekenyngen dye men dan van hem avememen ende hoeren
sali. Ind syne busse gelyck nu versuecken lathen eer dye nye Muntmeister
dye officy ain sal mögen tasten off wercken, allet sonder argelist.
Men ziet uit dit stak hob een Priester in de Hertogelijke Munt den post van
Essay eur uitoefende. „ , , a
Wat verder gemunt is tasschen Sint-Matheusdag anno 1498 en Zaturdag 30
Maart 1499 "aen nye Gelreschen clymmer-gulden, aen dubbelen stuivers en
«aen halven stuivers// deelen wij mede in Bijlage letter P*.
Het in ouderdom volgende document betrekkehjk de Geldersche muntzaken is ge-
geven // opten Dinxdag post Dominicam quasimodo geniti in het jair onss Heeren
duysent vierhundert, negen en taegentich,// en bevat de aanstelling van Her-
man van Nassau, //wonachtig bynnen Zwoll," tot ’s Hertogen Muntmeester te
Zutphen, gedurende zes jaren, aangezien Nyclaes Nyber zijn ambt had ne-
dergelegd, op welke zaak wij nader zullen terugkomen.
. In dit stak, dat wij onder Bijlage letter Q mededeelen, wordt gemelde
Muntmeester gelast te slaan:
1“ Een gulden pennynck van achtiendehalve kraet fyns golt, waarvan 25 op een
Troysch marck en geldende 35 stuivers {poor het iwitenlavd).
2° Ein Gelressc/ien gulden, geheten mit twee clymmenden leuwen, houdende vier-
theyn krait drie greyn, waarvan 25 op een Trooisch mark, geldende 33 st.
3” Ein halve vwscr. gulden, van achtiendehatff krait min eyn greyn, waarvan
honderd twee en vijftig op een mark en geldende 18 stuivers. .
4° Ein silver pennynck, geheten sleper, van thien pennynge fyns und acht greyn.
Op de mark gingen 23 staks.
5° Ein halve sleper, van gehsjte als voren; 55 op de mark.
6° Ein dulbelde stuver, van vier penninge sess greyn, van 63 op de mark.
7” Ein,egnfoldige.stuver, van 8 penn, min sess greyn, van 80 op de mark.
8“ Ein Jdeyne pennynck, geheeten mutken, van gehalt anderhalve pennynck , op
’t loot tweeentwyntich derselve penningen.
Als proeve eener Muntmeestersrekening van die dagen en ook om te doen
zien hoe men slechts van tijd tot tijd muntte, verder'hoe veel men van iedere
muntsoort sloeg, geyen wij onder Bijlage B, de Muntrekening van Herman van
Nassou, loopende van Mei 1499 tot aan Sint Bartholomeusdag (24 Augustas)
daaraanvolgende. Uit den sleeschat der zoo even vermelde Rekening zijn betaald
de navolgende uitgaven:
//In die weke post Dominicum Judica hefft die Rentmr ind amptman Goissen
van Bemmell van wegen myns gen. hm van Andriesse van Haefften begeert ind
gesonnen to ryden na Herman van Nassou, muntmr to Zwoll omme to vernemen
off hie synre gnad. munte annemen wolde, want Nyclais syn Rekenschap
gedain ind die munte mit fruntschappen avergegeven ind geresigniert hed ind
dat sold Andries doin op myns gen. hm kost, Dairop is Andries vurscr. ge-
reden to Deventer, hefft den muntmr aldair by sich verschreven; uitgeweyst mit
tween perden iiij dagen . . . iiij goldgl.
Daima hefft Andries vurscr. den Renfmr vurscr. enen baden gesant ind tge-
lach van Herman geschreven ind noch daerna drie baden gesaut anden muntmr
to Zwoll kosten t s a m e n ............................................................. i goldgl.
üairna syn die muntmr ind Andries vurscr. twee reysen to Arnhem geweyst
by den raiden ind frunden myns gen. lieven hm uitgeweyst tot beiden reysen vi