
 
        
         
		De  N“.  9 ,  geslagen  te  Roermond,  heeft  weder  op  de  vz.  den  gekroonden  
 klimmenden  Gelderschen  leeuw.  Omschrift: 
 *   RSYR2SLDVS 2 DVR 2 GijSLRR 
 Kz.  Tusschen  twee  der  vier  beenen  van  het  kruis  de  eerste  letter  van  den  
 naam  der  muntstad:  R 
 en  in  den  rand: 
 ÍI20R©  I  T22  RV  I  RSIÎVR  |  DSßS 
 Z.  weegt  0,9  w.  Z4.  —  Kabinet  der  Leidsche  Hoogeschool. 
 N*.  10  is  een  ander muntje,  het  zij  van  den  eersten, het  zij van  den tweeden  
 Hertog  van  Gelderland. 
 Vz.  De  type  als  van  het  vorige  muntje;  verder: 
 *   RSIR2SLD 2 DVR 2 Gf^GLRSRS. 
 Op  de  kz.  Staat: 
 SROR©  I W25  RV  I  SRiIÎV  |  ßD S ß 
 Dit  muntje  weegt  1  wigtje.  Is  van  Z®. 
 N°.  11,  dat wij  ontleenden  aari  de  verzameling  van  Wijlen  den  Heer  b.  bec-  
 ker  wz.  te  Amsterdam,  heeft  op  de  vz.  een  zeer  gebbemd kruis  binnen eenen  
 parelrand.  Omschrift : 
 <i«  RSIB2SLD o DVR  GSLR • 
 Op  de  kz.  ziet men  den' tweestaartigen  leeuw  binnen eenen fraaijen  cirkel,  die  
 weder  binnen  eenen  dito  van  parels  besloten  is.  Omschrift:  .- 
 ►I«  mOR©T22  « RVSRSßVB ».■  -  Y  :  .  ob 'M 
 Z.  weegt  0,4  w.  iÆs! hoogst  zeldzaam,  en  dus  Van  Z®. 
 N \  12  is  een  denarius  of  kleine  penning. 
 Vz.  De  klimmende Geldersche  leeuw,  thans  gekroond.  Omschrift,: s  
 >i«  RSIB2ÏLDVS  DVR * G^SIi 
 Opmerkenswaardig  is  de  zonderlirige Vorm  van  de  letter  D ,  die veel  overeen-  
 eenkomst  met  eene  C  heeft.  Omirent  de  spelling  Ghelre,  op  eenige muntjes,  
 maakten  wij  reéds  vroegèr  aaninerking. 
 Op  de  kz.  een  kruis  als  op  de  vorige munt.  Omschrift: 
 ÍEOR  I  ST22  I VOL  |  ©ijO  jftt&att 
 d.  i.  Volehovia. 
 Ten  opzigte  van  de  door  dezen Vorst  gebezigde  werklieden  deelen  wij hier in 
 eene  noot  het  door  ons  ontdekte  mede  (1). 
 Omtrent  de  volgende  munten  verkeeren wij  eenigzms  in  onzekerheid,  of wij 
 ze  aan  Reinoud  I I ,  dan  wel  aan  Reinoud  III  moeten  toeschrijven. 
 N".  13  is  een  muntje,  dat  alleen  dáarin  van  het laatstvorige  verschilt,  dat  
 er,  in  plaats  van  GIjEL  in  hetopschrift  der  vz., thans  alleen  eene  enkele G 
 gezien  wordt,  en  dat  het  opschrift  der  kz.  luidt: 
 ÎRORST7Ï  (zeer  onder  den  trillenden  munthamer  versprongen,  en  daarom  
 vrij  onduidelijk,  vooral  de  eerstvolgende  letter) W(0)LLSfj  (ovia). 
 Dit muntje weegt  9  korrels.  Z5.  Uit  onze  eigene  verzameling. 
 Onder N \  14  beeiden  wij  af een muntje  van  de  helft  der grootte van N".  13 ;  
 wij  ontleenen  het  aan  l e l ew e l ,  Numismatique  du Moyen  Age,  Planche  20, 
 N”.  56;  het  is  vermeld  in  den  tekst,  Tome  I ,   page 284;  ook  te vinden  in  het 
 afzonderlijk  uitgegeven  gedeelte  diens werks  (vroeger reeds  door ons aangehaald),  
 onder  den  titel  van  Observations  enz.  Planche  onder N".  56. 
 Dit muntje,  hetwelk  een  obolus  schijnt  te  zijn,  heeft  op  de  vz.  het  hoofd.van  
 den Hertog ,  links  gekeerd,  met  het  omsehrift: 
 *   RSIIÎ2SLDVS * DVR  . 
 (1)  Beynald,  Hertog  van  Gehe,  gebruikte, ook Brabandsohe munters  op  zijne Munten,  
 blijkens  eene  door  hem  uitgevaardigde  Ordoniianiio,  waarvan  de  aanhef  aldus  luidt : 
 «Alle degene  die dese.Ietteren  sullen sien ofte hooren  lesen.'  Rçynald> beyder G< G> Har*  
 «toghe  van  Gelder  en  Grave  vsm  Zutpben,  saliiyt.  Met  kennisse  der waarheyd  kond  sy  
 « allen  luyden  dat wy met onsen volcomen wille  ende bedächtig,  ende met onsen rypen ende  
 . « volcomenen  rade,  om  nuttichd  ende: proffyt  van  ons,  ende  onsen  voorsh«  lande  gemeynet  
 c hebben geconsenteert,  geirillekeuit  ende  gegeven, willekeuren  ende  geven onsen werekluy- 
 * den  ende  Munteren  van  Sermentë  van  den  Munte  van  onsen  Landen ende .den werck- 
 • luyden ' munteren  díe  syñ  van  sérmeúte  van  Brabant  d’  wereken  eri munten  van  ónsen  
 « voörsh.  Lande  van  Gehe  &  v.  z.  Willen  en  ordonneeren  dat  geene wercklnyden  noch  
 «munteren sullen mögen wereken  in  onset  voorsh. munten,  sy  en  syn  van  voorsh.  sermen-  
 «te of dat  sy mögen  vervolgen  en  gënoecb  daen, met  ben,  onse yooisb.  mnnte,»  enz,  enz.  
 (hier  volgen  nadere  bepalmgen  en  privilegien).  «Gedaen  in  ’t jaer  öds  heeren  1340  son-  
 «dags  van  aller. Apostelen  daçh  in Hoymaend.»  (15  Julij?)  Copulaet  &c.  M.  S.  N\  2  
 Men  zie  de waarschijnlijke  reden  hiervoor vermeld  in  onze  Mimten der Hertogdommen  Bra-  
 lànd  en  Limburg  v66r  1576  geslagen,  Haarlem  1851,  bl.  89. 
 4 *