De spelling op deze munt wijst duidelijk op het woord sout.
Dit hoogst zeldzame stuk berust in de verzameling van den Heer Stricker
te ’s Gravenhage, en is door den Heer h e i je r beschreven in den Älgem. Konst-
en Letterbode van 1850, N«. 18.
N“. 9 heeft op de vz.: tot omschrift:
. ij. RSYRKIiDVS t DVR * GSIiRISRSIS
en op de kz.:
* RSIHKED' * DSI J GRTi * DV# $ GSIiR
Is van Z5.
Ontleend aan de verzameling van den Heer keer te Amsterdam.
Onder N°. 10, op PI. IV, geven wij eenzeer fraai muntje, waarschijnlijk öm-
streeks bet einde van de eerste helft der veertiende eeuw te Maasboemel geslagen;
welke plaats in die dagen stadsgeregtigheden had.
Op de vz. ziet men een gekroonden leeuw in een versiersel van zeven bogen.
Het omschrift in den buitenrand is:
iR O R S W T i « SI22S S S ° B O S S D f f i ( B ) I i ( B ) ß S ( I S )
Op de kz. vertoont zieh een in bloemen eindigend sierlijk kruis, tusschen
welks vier punten even zoo vele arenden gezien worden, terwijl, boven de bloemen,
aan de punten mede vier leeuwen afgebeeld zijn. Het omschrift is:
RSIRTSIiD' o DVX° GSIiRSRSIS.
Dit muntje weegt l f wigtje, en is van Zs. (Kab. der Leidsche Hoogeschool.)
N°. 11, een dubbele groot, heeft op de vz., indien wij ons niet bedriegen,
den Hertogshoed, waarop een klein leeuwtje, omringd door een bos paauwe-
vederen, boven eenen gesloten heim; alles op het naar de linkerzijde voorover
hellende Geldersche wapenschild geplaatst.
Deze is de eerste Geldersehe munt, waarop de paauwstaart als cimier of helm-
teeken voorkomt. Men meent, dat Graaf Reinoud I I , die in 1326 aan het
bestuur kwam, bij gelegenheid, dat hij met de ridderlijke waardigheid bekleed
werd-, in zijn zegel een waaijer van paauwevederen heeft opgenomen, zoodanig
als de kruisvaarders dien als oorlogsbuit uit het Oosten naar Buropa hebben
overgebragt ; hij is van dien tijd af het helmteeken der Geldersehe Vorsten ge-
bleven. De waaijers van natuurlijke paauwevederen, welke bij toumooi- en
ridderspelen als helmversiersel aan het hoofdstel des paards moest dienen, en
welke het schildje met eenen leeuw met dubbelen staart omringde, werden in
de buurschap Staverden bij Harderwijk (sedert 1311 hielden de Geldersche Vorsten
de Veluwe regtstreeks van de Bisschoppen van Utrecht ter leen) vervaar-
digd en geleverd. Ten dien einde moest de bouwman op Staverden (of liever
moesten de bezitters van dat goed) tot aan den dood van Hertog Arnold van
Eginond, in 1473, bestendig witte paauioen onderhouden.
Omschrift: »J« REIKTiliDVS * GEIiREß'
Op de kz. ziet men een Karolingisch kruis, omringd door twee reijen om-
schriften. Het eerste is :
| m MONETTi J RVERMVI
Het tweede:, ^ BßDIGTV ■ SIW ! DOM© : DR1 • KRM I^V : RPI
De tweede (N". 12), de helft der vorige, heeft op de vz. de.zelfde af beelding,
doch het verkorte omschrift:
REIK2SBD' DVR * GEBR.
Op de kz. staat in den binnensten cirkel:
MORETTi * RVERM.
en in den buitenrand thans:
* BRDICTV I SIT i ROMS • DRI • RRI f #RI
De eerste munt weegt 8,4 w.', en is van Zs.
De tweede weegt 1,9 w., en is van Z5. Zij berust tot dus verre, voor zoo
verre wij konden ontdekken, alleen in het Kabinet der Leidsche Hoogeschool.
EDUARD ALS JOMHEER.
(1350—1361.)
Het twistvuur, dat sinds lang had gesmeuld, en zieh vertoond in bijzondere
veeten tusschen sommige aanzienlijke geslachten, sloeg omstreeks 1348 over tot
het gansche gewest. Zöö ontstond de burgerkrijg, die onder den naam van