
Op de kz. leest men rondom een versierd, aan de einden gebloemd, kruis:
% in noMine » ooMini.
Z. B. weegt 0,8 w. en is van Zs. Verzameling van Professor s e r r o k e
te Gend.
Deze munt heeft veel overeenkomst met onze N° 5 op PI. XII, en eenige
met N" 14 en 16 op PI. XIII.
KAREL VAN EGMOND.
1492—1538.
N° 9 is een duhbele stuiver, die in zoo verre afwijkt van Nä 28 op PI. XVII,
dat de legende der vz. thans aan het einde heeft:
GCO'SJW
en niet enkel JVW, zoo als op genoemd N° 28, waardoor. het woord DV* oneigenlijk
ook òp JV56 zoude slaan.
Op de kz. ontbreken thans, gelijk men ziet, de acht kringjes, twee ter zijde
van elk been des kruises; terwijl zieh thans aan het einde der legende eene
kleine lelie (als muntteeken van Roermond P) 'in de plaats van twee boven elkander
geplaatste cirkeltjes bevindt.
Z. weegt, als N° 28 op PL XVII, Z4. Verzamehng der Leidsche Hoogeschool.
. ..
U” io nemen wij daarom, niettegenstaande het een legpenning schijnt te
zijn, hier op, dewijl het stuk aan de hand schijnt te geven, waarom er op de
munten van dezen Hertog telkens lelien gevonden worden. I;
De vz. is, naar het schijnt, volkomen de zelfde van PL XVII, N0' 25.
De kz. bevat de twee naar elkander gekeerde wapenschilden, getooid door
hunne b«lm«m met derzelver lambrekijns en helmteekens van Gelderland en van
Katharina van Bourbon, moeder van Karel van Egmond, bestaande uit het
Koninklijk-Fransche lelieschild, waarover een fasce of balk. Omschrift:
* SGVIT2E' * IVDIßlZS » 5JV2S * DOMin.
Is van K. en van ZÄ.
KA R E L V.
1543—1555.
N° 11 is de halve züveren reaal. Bij vergissing hebben wij hetgeen betrek-
king heeft tot de beschrijving en het aantal der geslagene stukken op bl. 176
van dit werk gevoegd bij den züveren reaal of royaal, die wel de munt is
op PL XX, onder N° 7 afgebeeld, doch omtrent welke niets in de ons overge-
blevene Muntrekeningen gevonden wordt. Alleen treffen wij in de Muntmees-
tersrekening van 1 Augustus 1544 tot 29 Maart 1546 (Bijlage EEj een getal
van 43,145 voor den omloop geslagene halve zilveren realen aan. Men verge-
lijke omtrent de heele en halve zilveren realen nnze Munten van Braband en
Iambwg (Haarlem 1851), PI. XXV, N° 13, 14, 15, alsmede in den tekst,
bl. 251—255.
N° 12 is een van de vroeger medegedeelde afwijkend driemijtstuk, hebbende
thans op de vz. tot omschrift na het Geldersche kruis:
CAROLVS * D * G * ROM * IM * HIS * REX.
■ N° 13 is eene Lotharingsche munt, als op Pl. XXII N° 9 en 10; tbnna ziet
men op de kz. onder het wapenschild een anker, het wapenschild der stad
Nancy.
N° 14 is de halve Filipsdaalder van 1563, die waarschijnlijk, door verschuivmg
des Stempels, aanleiding heeft gegeven tot de zonderlinge verwarring op
het exemplaar, door ons afgebeeld op Pl. XXVI, N° 21. Men lette op het
schuins geplaatste Geldersche kruis.