
 
        
         
		lotgevaUen  der  Nijmeegsche  munt,  zie  men  bovengenoemde  Bijdrage  van  den  
 Heer  n i j h o ï p  ,  die  ook  verder  loopt  dan  de  voor  ons  in  de  Prijsvräag  ge-  
 stelde  palen. 
 Dat  er  te  Nijmegen,  behalve  de  Hertogelijke  of  dusgenaamde  Koninklijke  
 Munt,  ook  eene  stedelijke  Munt  bestond,  en  dat  in  beide  Munthuizen  te  gelij-  
 ker  tijd  geld  geslagen werd,  is  ons,  behalve nit  de muntstukken  zelve,  geble-  
 ken  uit  het  door  den  Heer  p.  c.  g.  guyot  medegedeelde  in  nijhoff’s  Bijdra-  
 gen  voor  Vaderlandsche  Geschiedenes  en  Oudheidkunde,  D.  IV, waaromtrent wij  
 breedvoeriger  zijn  zullen  in  onze  Beschrijving  der  Munten  van  de  Steden  en  
 Heeren  van  Gelderland. 
 Op  Pl.  XXIV  beeiden  wij  onder  N“  1  eene  gouden  mimt  af, die wij  in  de  
 Beeldenaars  en  Muntmeestersrekeningen  Reaal  genoemd  vinden. 
 Vz.  ’sVorsten  gekroond  hoofd,  naar  de  regterzijde  gekeerd,  in  het  harnas.  
 Omschrift : 
 PHS *D "6 " HISP « ANG • Z • REX » DVX » GEL » 
 Kz.  Het,  door  eene Koninklijke  kroon gedekte,  groote  zaamgestelde wapenschild, 
   omgeven  met  de  keten  van  het  Gulden  Vlies.  Omschrift: 
 DOMINVS " MICHI ° ADIVTOR. 
 De  oude  spelling  van  michi  of mihi komt voor  op  penningen  èn  munten  van  
 Karel  V,  en  ook ' op  de  zoodanige  uit  de  regering  van  Filips  II. 
 Het gewigt is  5,2 w.  De munt is dus thans ruim/7.50 waardig.  Is van Z*. 
 Aangezien  de  titel  van  Rex  Angliae  op  deze. munt  voorkomt,  moet  dezelve  
 vóór  of in  1558  geslagen  zijn,  na welk jaar  Fikps niet meer  geregtigd was  om  
 dien  te  voeren,  doordien  zijne  gemalin  Maria,  Koningin  van  Engeland,  in  
 hetzelve  overleed.  Er  komen  echter  nog  enkele  munten  met  Rex  Angliae  en  
 het  jaartal  1559  voor,  waarschijnlijk  doordien  Maria  zoo  laat  in  1558  stierf. 
 Deze  mimt  droeg  den  naam  van  Reaal,  omdat  zij  op  het  zelfde  gewigt  en  
 het  zelfde  gehalte  geslagen  werd  als  de  Reaal  van  Keizer  Karel ,  die  echter  
 eenen  geheel  anderen  Stempel  droeg  en  ons  voor  Gelderland nimmer  oorspron-  
 kelijk  is  voorgekomen.  Het gehalte was  dus  23  kar.  9 j  gr.  en  er werden  46  
 stuks  uit  een  Trooisch  mark  vervaardigd. 
 Over  den  Reaal  van  Keizer  Karel,  die het  Gulden  Vlies  zoude  vervangen, 
 leze  men  bij  g r o e b e   t.  a.  p.  bl.  88 ,  waar  oók  de  evaluatie  op  verschillende  
 jaren  voörkomt.  Zie  ook  boven  bk  171  en  172. 
 Tusschen  IX  Augustus  1558  en  8  April  1561 werden  er,  volgens Bijlage 
 HH,  van  deze muntsoort,  zuiver  voor'den  omloop,  62,327  stuks  vervaardigd;  
 tusschen  8  April  1561  en  11  Mei  1565  slechts  565  stuks  (zie  Bijlage  II),  en  
 van  24 Mei  1565  tot  18  Junij. 1567  (Bijlage KK)  sloeg  men  er  zelfs  niet  één.  
 Zij  zijn  dan  ook  thans  slechts in  zeer weinige  Muntkabinetten  voorhanden,  en  
 van  vrij  groote /zeldzaamheid.  . 
 Onder N°  2  beeiden wij  af de - gouden ’croöne  of kroon. Deze  muntsoort  heeft 
 op  de  vz.  een  fraai versierd  kruis,  in  leliën  eindigend,  met  een  roosje  in  des-  
 zelfs  hart;  tusschen  de beenen  vertoonen  zieh beurtelings  twee  leeuwen  en  even  
 zoo  vele  vuurstalen  der  Orde van  het Gulden  Vlies,  waaronder  het juweel  der  
 Orde  en  de  vonken.  Boven  in  den  rand  ziet men het  figuur  eener  zon,  van  
 waar  deze  muntsoort  dan  ook  den  naam  dróeg  van  zonnekrom.  Omschrift:  
 PHS • D : G. • HISP • ANG • Z • REX • DVX • GEL. 
 Op  de  kz.  vertoont  zieh  ’s Hertogen  groot  of zamengesteld  gekroond wapenschild  
 ,  en  ter  zijde  daarvan  tweemalen  dé  initiaal  van  sVorsten  naam: 
 P  P: 
 Het  omschrift  is : 
 DOMINVS • MICHI ■ ADIVTOR, 
 Wij  hebben  deze  munt,  die  wij  voor  Braband  afbeèldden  op  PI.  XXVII,  
 N’  8 ,  van  onze  Munten  van  Braband en  Umburg  (Haarlem  1851)  hier  flaauw  
 moeten  laten,  aangezien  er  ons  nimmer  voor  Gelderland een oorspronkelijk exem-  
 plaar  is  voorgekomen.  Bij  abuis  is  op  de  plaat  het  Br ab.  niet  veranderd. 
 Tussçhén  11  Augustus 1558  en. 8 April  1561  zijn  er  aan  //gouden  çroonen,  
 gevalueert  op  xxxvi  stuvers  tstuck,  houdende  xii  karaten  drie  ende  een  halff  
 greyn  fyn  gondt in  ’t  alloy  ende van  eenentseventich  der  selver  penninghen  ende  
 drie  quart  van  eenen  penninck  in  den  snede  int troyssche merck,  de  qiian-  
 titeyt  van  1248  stuks//  zuiver  voor  den  onfloop  geslagen  (zie Bijlage HH).  Na  
 dezen  tijd  komen  ons  de gouden  croonen  alleen  maar voor in  de Muntmeestérs-  
 rekening  van  // Jacop Diericxse  Alewin,  tot Nyemeghen,//  lóopende  van  25  October  
 1569  tot  2  September  1574  (Bijlage LL),  toen  er  5,757  stuks  voor  den 
 25