
 
        
         
		taergen  (1)  van Bretaenge  .  .  .  .  •  ii  st.  i  blanok. 
 Die  dubbele  Philippus  ende  Carolus  .  . . .   uz  st. 
 Die  enekelen  ende grootkens  nae  advenant. 
 Den  Johannes  braspenning,  den  Philippus  van  Nhaemeh. 
 Die  Fransche blancken  mitter  sonnen. 
 Die  dubbelde Utersehe  penningen  van Deventer  ende  den 
 dubbelen  mitten  twee  leeuwen  .  •  ® st-  “Ü  ® 
 Die  andere  (oudere?)  nae  advenant. 
 Die Groeninger  .  .  •  iz  sfc  die  enckele  plack. 
 Alle  andere  penningen  boven  nyet  genoemt  van  golde  ende  van  sjlvere,  die  
 sinnen  verboden; item dese vurscr.  valuatie woerde  ooek uutgeroepen anno  lxxxj  
 undecima  aprilis  ende-stondt  also  totten  xxviij  dach  Julii A° lxxxij. 
 Anno  twee  ende  tachtich  den  xxix dach  Julii,  geordineert  ende  gepubliceert  
 den  xxviij  Julii. 
 Die  nobell mitten  rose  .  .  . 
 Den  Henricus  nobell  .  ..  <  • 
 Die Vlaemsche  nobell  ,  .  •  •  ■ 
 Die Leeuwe  .  .  •  .  . 
 Den Ongerse  gülden  ende  Rijders  .  .  •  ■ 
 Den  Ducaet  ende  Saluyt  .  • 
 Den  Groene  mitte  sonne  ................... 
 Die  Fransche Groene  CarolusLudovicus  . 
 Die Bretaensche Rijders  unde Reale 
 D i e   Fransche  ende  Safloysche  .  •  • 
 Den  Bourgoensche  gülden  ende Wilhelmus  Schilt 
 lxxxiiij st. 
 lxxiiij st. 
 lxx st. 
 xliij >t. 
 xxxviij st.. 
 xxxvij st. 
 XXXV;; st* 
 xxxiiij st. 
 .  xxxij st. 
 xxxiij;: st. 
 .  XXX st.  • 
 i van het, Hertog- 
 >m  Bretagne', 'waarop  het wapenschi» van  da*rand Toottnmt:,,-  V* 
 :—  De Heer  heemans  heeft  zieh  vergist,  meenende  dat het woörd. iSa^el m,eene  door  
 •m  uit<regevend muntev^natìe moést gglezen ! worden faxrge ,  en  dat  het w.oord  in- verband  
 ond  met  f a r m g .   Zie  ’siane: Mdèrlandtcle  Mmt-eoaMien-.  van  ¿e guten  1474  tot  
 ’s Hertogenbosch  1846 ,  bl.  -9 i  S".  Men vindt'deze  taugen  afgebeeld  bij  toeiissìì-  
 ßaronx,  ete.  l'l.  IjXXII,  LX1V  enz. 
 Den  Johannes  Schilt,  den  Keurvoerster  gl.  -  •  xxviij  st. 
 Den  Peter  van Nhamen,  den Gelreschen  Rijder  xxiiij  st. 
 Den Uterse  gülden  ..  .  ..  .  ..  .  xxv  st. 
 Den  Philippus  Schilt  .  .  .  .  .  .  xx  st. 
 Den  Beijers  ende  Rijnoldus  .  .  .  ,  •  i  xviij  st. 
 Alle  Postulaten  .  . . .   .  .  .  .  .  xv  st. 
 Den  Arnoldtis  gülden  . . .   .  .  .  .  xiiiz  st. 
 Silver  gelt. 
 Die Coelsche  stoters  (1),  dubbele  Carolus mitten Roomsche 
 penningen  .  .  .  .  .  .  ii  st.  i, blanck. 
 Die  enckele  nae  advenant. 
 Die  halve  Carelsche  stuvers  ende  Philippus  ende  alle  andere 
 nieuwe  grootkens  van  Luydick  eyn  .  .  .  ■  .  i  st. 
 Die  Fransche  groete  blancke,  olde  Henricus  stoters  ende  
 Eduardus,  targien  van  Britaengien  (2),  ende dubbel-Phi-  
 lippUs  stuvers,  elck  .  .  .  .  . . .   iij  st. 
 Die  enckele  daeraff,  Johannes  braspenning  ende  dubbele 
 Uterse  penningen,  elck  .  .  .  .  .  iz  st. 
 Die  dubbell  leeuwe  Carolus, Maria,  ende Borbon  (3)  .  .  iiz  st. 
 Anno  lxxxiij  int  laeste  van  Aprill worde  dese  vurscr.  faluatie  gemuteert,  als  
 dat  die halve  St.  Carolus  inde  Philippus weder  affgesat  waeren  op  eynen  halven  
 stuver ix miten,  ende  stondt  alsoe  totten. xxvij  dach Aprilis A°  lxxxv. 
 Anno  lxxxv  den  xxvij  Aprilis. 
 Den Andries  gülden  .  .  .  v  S ch illin g e   vj  grooten. 
 Den  nobel mitten  rose  .  .  .  .  .  xv  sch.  ij  gr. 
 (1)  Het  woord  »toter,  ons  vroeger  bij  Engelsche munten  reeds voorgekomen en dat wij  
 later  ook  zullen  aantreffen,  schijnt  van  algemeene  beteekenis  geweest  te zijn  voor inunten  
 van  ongeveer eene waarde van  tegenwoordig zes  stuivers (?).  Het  blijkeii  in  allen  gevalle  
 munten van vrij goed zilver te zijn geweest.  K i l i a a n   geeft den naamsoorsprong niet op; met  
 »toter  zal  het woord. wel niets gemeen hebben; deze was eene mnnt van veel grootere waarde. 
 (2)  Over  deze  targien  handelden wij  boven. 
 (8)  Dat  zijn  de  dubbele  vuurijzers,  geslagen onder  Karel  en Maria van  Bourgondie en  
 den Bisschop  van Luik,  Eodewijk  van  Bourbon.