
finden seilt een halue grote Brabantsche ende Hollantsche, nae beloep, dat gij die
nu ende naesten sondage wilt doen gebieden in uwer kercken, dat mailich dat
gelt van den anderen nemen bij eenre pene van vijff ponden, ind soe wye dat
wedersegede,. also duck als dat gesciede, willen wij dat gij daer aff pendet vijff
ponden, drie tot onse behoeff ende twee tot uwer behoeff, des ende will niet
laeten alsoe lyff als wij u sijn, datum tot Nymegen onder onsen zegel binnen
aen desen brieff gedruct int jaer ons heren dusent drie hondert negen ende tse-
ventich des frijdachs nae Sente Mertens dach.
Gecollationeert ende met den originelen brieff hebbende
een uythangend zegel in roeden wasse accorderende
bevonden bij mij onders.
G. Ä. DE MEESTER.
Bl. 56. Uit een oud aanteekenboekje, in bezit van den Heer c. gxjillön ,
Notaris te Roermond en lid der Maatschappij van Nederl. Letterkunde te Leiden,
had Z. E. de goedheid ons, niet lang geleden, het volgende over den prijs
der goudguldens van Willem I mede te deelen:
//Nota van den Hertoghe off groye Munte.
item doemen schreiff die jaeren onss heren dusent dry hondert twee ende
»tachtentich due dede onse here van Gelre slaen eynre honde gülden; der vier
// golden drye aide sc. dat was elken gülden xviij witden gerekent.
//Item in ’t jair van Ixxxv due maickde men gul. mit den koper die golden
n xviij witden.
» Item in ’t jair van lxxxviij sluech men gülden die golden xvj witden.
a Item in ’t jair van Ixxxix due slueeh men die Gelresche nobel.
//Item in ’t jair van xe due sluech men gülden mit der aperen [openenp]
n X ende die golden xiiij witden.
//Item in ’t jair van xcij due sluech men gülden geheiten Stampraidsche guld.
// elck stuk xiiij witden. /
// Item in ’t jair van xciij due sluech men gülden mit den streempken, die
//golden xiiz witden.
h Item in 't jair van xcv due sluech men gulden,‘ die golden xij witden, ende
//hebben beneden aen den sweerde eynen knoup.
// Item in ft jair van xcvj sluech men gulden, die gokj.en xiz witden, ende
// die hehben beneden aen den sweerde geynen knoup.//
Bl. 56, laatste woord. Hieraan ziet men weder de weinige oplettendheid, die
men aan de zorg voor de opschriften der munten wijdde.
Bl. 60: MOBS |:®2ES-G©Xr| RIH2S.-
moet gelezen worden:
MOB© | TOS ° G3Ii | R' IH 2Î', .(Gelrensis in Arnhem)
en dan vervalt de aanmerking op reg. 14.
Aldaar. N‘ 2 en 3 zijn, ten gevolge der eerste plaatsing van Gulik en van
den vossekop als cimier, genoegzaam met zekerheid, als Guliksche munten te be-
schouwen, en dus met minder regt door ons in dit werk opgenomen, ten zij
men ze, gelijk hoogst waarschijnlijk is, als gemeensckapjoelijke munten van Gulik
en Gelderland moet aanmerken, en dat .ze dan,- als zoodanig, alhier eene plnats
mogten vinden.
Bl. 61 staat : B 2S R S. lees : B ,S R 3 .
Bl. 62, reg. 15: elkander volgende leewwen. Het Geldersch-Guliksche wa-
penschild ■ schijnt gedurende de gehede regering van Willem I alzoo beurtelings
met het vierveldige wapenschild gebleven te zijn. - Eerst onder die van zijnen
opvolger Reinoud IV komen de elkander aanziende leeuwen (lions affrontésj voor
als -wapen van Gelderland.
Bl. 64. N« 13 is ontleend aan de verzameling van den Heer j. v a n dam dw z .
te Rotterdam; N“ 14 werd ons door den Heer l . d e c o s t e r te MeeMpn me-
degedeeld, zoo ook de N» 2 op Pl. VIII (bl. 69).
Bl. 70. Omirent ,de waarde der Reinaldus- of Blaauwguldens van onzen
Hertog, 120 jaren later, laten wij hier volgen eenen brief, ons uit het Archief
der stad Harderwijk door de vriendelijkheid van Mr. g . d e m e e s t e r medege-
deeld. Uit deszelfs inhoud blijkt de gedane vraag zeer duidelijk.
// Eersame wijse ind vursichtige, bysunder günstige guede vrunde, soe u ers.
//schrijven begeren een weten to hebn woe onse leste reynaldus amhemsche gul