
dedeelingen van heylen) door de Hertogin-weduwe Maria van Braband op haar
kasteel van Oijen geslagen (1).
Deze munt is in type geheel gelijk aan den boven beschreven goudgulden,
die wij meenen dat door Reinoud IH in het laatste jaar zijns levens geslagen
zoude zijn, daar toch' tot dus verre geen dergelijke munt van zijnen broeder
Eduard ontdekt is geworden. Mögt zulks echter plaats vinden, dan zoude ge-
melde munt ook kunnen opklimmen tot het tijdvak tusschen 1843 en 1361,
wanneer er tooh waarschijnlijk mede Geldersche gouden munt bestaan heeft.
Vergelijk serrure in de Revue de la Numismatique Neige, T. IJ1, page 11,
Het ömschrift is : M2SRI25 DVGIS' G©IiRSß ,
Het gewigt is 3,4 wigtjes, en de munt jp van Z3.
H e y l e n deelt ons in zijn ten jare 1787 uitgegeven Ant-woord enz. op eene
door de Brusselsche Maatschappij over de Nederlandsche munten van de veer-
tiende en vijftiende eeuwen uitgeschreven Prijsvraag (Brussel 1787, 4°) ,11 107
en volg., mede, dat hem uit muntevaluatien gebleken is, dat er: tweederlei
h Oijsche of Mariaguldens // hebben moeten bestaan.
//Deéze,// zoo zegt hij, //waeren tweederleye. De eerste.lOnder haer gemunt
//op den voet van die, de welke onder de Reynouds geslagen waeren: do.tvyeede
// oft laetste op den voet als de Fdmoards Geldersehe guldens [welker bestaan
HEYEEN echter op deze zelfde bladzijde voor onzeker houdt, hoewel wij met
hem geenszins twijfelen of zij kunnen en zullen bestaan hebben].; v
//Dit word te kennen gegeeven in de .evaluätie van Philip den StöutCn anni
1389, in welke staet aldus:
Florins de Gueldres (les premiers) 1.27 r
Florins de Maria fait à Oye (les premiers))
Florins de Gueldres Darrains [d. i. les derniers] VsSi- gr
Florins de Maria fait à Oye Retrains [d. i.
(1) Het kasteel Oijen aan de Maas (thans geheel afgebrbken) was.een bijzorider feigendom
van onze Hertogin. Zij had het in 1861 gekocht. i .Zie v a n s p a e n , hileidivg cnz.,
D.- IV, bl. 120, en n i j h o f r , Gedenlcwaardiglieden, D. I I , Oorhondm N". 102. Wäar-
schijnlijk bewoonde zij het tijdens de gevangensohap van hären, gemaal,' en das tot; in
het jaar 1371; misschien ook na deszelfs dood.
//Doòf"db Gelderhche guldens, hier geschah op 27 grooten, meen ik verstaen
//te worden die, de welke ondër dé Raynoùts gemuntîzijn gewëést; mits men
»in laetere tydéà altyd gedaeld is tot :mindefen.alloy, en tòt :den< jaere 1371
//altyd gedurende deëze eeuw-, het land op den naeni der Reynouts is-bèstierd
// gewcést [niét' üitzondering toch van lhét3tijdvak Wàn 1361' tôt 1371 i ‘toen
Eduard rejgeefdé] : » verniits dan dé eerstéi:van Maria dáer aen gelyk waeren,
//zullen zy op den zelven voet waerschynelyk gemunt geweést zyn, gelyk de
vtwéedé, oft laetstë'’om 'de gelykheid oft:kleyn veraehil met de laetste Gelder-
//sche, voór haeren tyd geslaegen, ook op den zelven voet daerom schynen ge-
// munt ■ geweééf te nijn?)/®'''5’ ' >
Alleen door smelting ■ of .éssai (bijaldien de Stempel niet veíséhild heeftj . zou-
den wij dus onder de vier of vijf exemplaren van // Marid Oijénsche guldens,// welke
heden ten dagé’ ridg als voorhänden bekend zijn, kunneA beslissen, welke'de
oudere én welke de jongere zijn. De goudguldens van het laagste: allooi zijn
waarschijnlijk toen geslagen y wanneer, ten gevolge van den aanhoudenden oor-
log tusschen de Hekerens en Bronkhorsten, de schatkist, niet alleen van Mechteld,
maar ook van Mariä, uitgeput geraaktë; in welke omstandigheden de Vor-
sten in de middeleehwen bijkans immer het gehalte dér inúnt aanzienlijk vermin-
derden, terwijl de nommale we&xde ateeás, de zelfde bleef; iets, wat immer aanleiding
gaf tot de sóhroomelijkste verWarringen en tot groot nadeel,- ja soms
geheel vefderf der ingezètenën.
Behalve Rijnsche goudguldens moet Maria ook gouden kroonen (Ecus d’or) hebben
laten slaán, waartoe zij misschien aanleiding vond door hare betrekkingen
met het Hertogdom Braband. Deze hare muntsoort is ons tot dus verre in
gCene verzameling hoegenaamd voorgekomen. De type der gouden kroonen, in
de laatste helft der Veertiende eeuw, is aan de Numismatici voldoende bekend,
waarom wij alleen kunnen volstaan met hier dé woorden van Heylen te laten
volgen, betrekkelijk de munten van Maria:
// De voors. Hertoginne Maria heeft tot Oijen ook doen munten króonen op
//verscheyde tyde en weérde. De eerste wierden, ten jare 1389, geevalúeért
//op 31 groot, de laetste o p '29$.
// Bewijs hier van geéft de gemelde1 evaluatie ih deézer voegen :
7