
 
        
         
		vorstergulden,  hoedanige  wij,  met  den Gelderschen  Stempel, mededeelden  
 van Hertog Willem  I ,   op  PI.  VI, N‘  1  en  2. 
 De  a gouden  Philippusgulden,»  door  ons  reeds  boven  bl.  144  in  de Munt-  
 meestersrekeningen  van  Karel  van  Egmond  vermeld,  is  voor  Gelderland  
 nimmer  geslagen,  doch  zoo  veel meer voor Vlaanderen,  Braband  en  Limburg  
 en Holland  en  Zeeland;  voor  Braband  en  Limburg  zie  men  die  afge-  
 beeld  t.  a.  p.,  PI.  XXI,  N"  1—7,  en  PI.  XXIII,  mede  N"  1—7. 
 De  // Fredericus  ende  gulden  van Beyeren //  zullen  zijn  de  goudguldens  van  
 Frederik  van  Blankenheim,  Bisschop  van  Utrecht,  alsmede  die  van  de  
 Keurvorsten  van  Beijeren. 
 De  stukken  geheeten  // Geldersche  Kyder //  zullen  de munten wezen  van  de  
 Hertogen  Arnold  en  Karel  van Egmond,  door  ons  afgebeeld  op  PI.  IX,  
 N”  1,  en  PI.  XV,  N»  9  en  10. 
 De  // Arnoldusgulden //  kan  niet  anders  zijn  dan  een  van  de  of wel  alle  de  op  
 PI.  X,  onder  N°  3—7  afgebeelde  munten. 
 De  X postulaet  van  Hoirn //  is  eene  Luiksche munt,  geslagen  toen Bisschop  
 Jan  van Hoorne  in zijn bisdom nog niet gehuldigd was;  zie renesse breid-  
 bach,  Hist. Num.  de  Liege,  PI.  17, N”  2,  (van  daar  ook  de  naam poslu-  
 laat)  hoedanige  munten  men  ook  van  onzen Utrechtschen Bisschop Rudolf  
 van  Diepholt  aantreft.  Het  zelfde  is  toepasselijk  op  de  volgende  munten:  
 //Postulaeten  van  Gulick,//  die  nog A minder  waardig  waren. dan  de  reeds  
 zoo  slechte Luiksche munten  van  dien  naam. 
 Men  ziet  dus, welk  een  aanzienlijk  getal munten in gemeld jaar 1560  [en nog  
 lang  daama]  in  Gelderland  in  omloop  was. 
 Ilierop  volgen  in  het  plakaat  de  strengste bedreigingen  tegen  hen,  die  zieh  
 niet naar  het  zelve mogten  gedragen  en  hooger  prijs zouden willen besteden voor  
 de  zoo  even  gemelde  geldspecien,  met oogmerk  om  die op  te  koopen.  Verder  
 wordt  er  aldus  vervolgd: 
 n Verbieden  insgelycks wel  expresselick,  dat  niemant van  wat  state,  qualiteyt  
 h off conditie  hy  sy,  onse ondersaete  off andere  verkerende  ende  frequenterende  
 //in  onsen  voersz.  Landen  van  herwartsovere  hem  voortaene  en vervoirdere  off  
 //presumere  oick  te  gevene,  presenteren,  ontfangen,  ende  uytgeven  eenige  van 
 /, de  voersz.  nieuwe  goude  off  silvere  penningen,  alrede  geslagen,  ende  die  al  
 u noch  geslagen  soliden  moeghen worden  by  de  Steden, Heeren  ende Vrouwen  
 u voersz.,  noch  insgelycks  eenige  andere  nyeuwe  goude  off  silvere munten ofte  
 //penningen  niet  geauctoriseert,  geevalueert  off toegelaeten  by  dese  onse jegen-  
 z/woordige  provisie  ende  moderatie,  Alle  de  welcke  wy  van  nieuws  verboden  
 //hebben  ende  verbieden  soe  in  ’t  particulier  als  generael,  deselve oick vercla-  
 //rende  voer  billoen  by  dese,//  [van  daar  voorzeker,  dat  de vroeger  in  zulk  een  
 groot  aantal geslagene munten van  Nijmegen, Batenburg,  ’s Heerenberg, Reckheim, 
  de Abdis van Thom, die der Heeren van Brederode, te Vianen geslagen, enz.  
 thans  zoo uiterst zeldzaam zijn.  Ze  zullen van wege  den Landsvorst, ten gevolge  
 van dit plakaat, vernietigd zijn geworden]  // uytgesondert  ende  gereserveert  noch-  
 // tans  die  daelers  die  by andere Princen, Fürsten, Heeren  ende  Steden  van den  
 u Heiligen  Rycke  gemunt  ende geslagen  syn,  dewellieke wy  om  onse  ondersae-  
 „ ten  ende  andere  onse  voerschreven  Landen  van  herwartsovere  frequenterende  
 //te  verliehten  ende  soulageren,  Ende  opdat  sy  te minder  schade  lyden  by  deze  
 „ prohibitie,  hebben  toegelaten  ter  tyt  ende wylen  toe  dat  daer inne  andersins  
 // by ons  geordineert  sal  wesen,  soe  voersz.  is  ten pryse  van  dertich stuyvers  als  
 //boven  ghesacht  is,  Uytgesondert  mede  die  silvere  lopende munte  als  snapha-  
 »nen  ende  daer  onder  die  in  onse Furstendom van Gelre  ende  Graefschap  van  
 u Zutphen  tot  noch  toe  loop gehadt hebben, Yoirts meer  verbieden  ende  inter-  
 udiceren  wy  oick  allen  onsen  ondersaeten  ende  andere  vän wat  state,  qualiteyt  
 »off  conditie  sy  syn,  eenige  van  de/voersz.  goude  off  silvere  penningen  te  
 // schroeyen,  off  de  selve  te wasschen met  sterck watere,  cyment  eff andersins ,  
 u Op  verbuerte  van  lyff und  goedt daer confiscatie  stat grypt, Ordinerende  eenen  
 // yegelicken  goet  ende  neerstich  toesicht  te  nemen  op  de ghoene  die  hen  luyden  
 // souden willen  geven  off. presenteren  sullicke gesohroeyde off valsche  penningen ,  
 u ende  deselve  den  Officier  aen  te  brengen  om  gestraft  te  worden  soe  ’t  behoe-  
 „ ren  sal.  Ordinerende  oick  allen  onsen  Officieren  ende  die  van  onsen Vasallen //  
 [dit  kunnen  die  der Heeren van  Batenburg en van den Gräaf van  den Berg  niet  
 geweest  zijn,  daar deze onmiddellijk van het Rijk releveerden,  en aan Gelderland  
 niet  leenroerig  waren]  // hen  luyden  neerstelick  te  informeren  ende  ondersueken  
 na  « den  geene  die  de  voersz.  penningen  alsoe  schroeyen,  off de  voersz.  valsche 
 29