
 
        
         
		Karell,  Heitouch  van Gelre ind  van Guylich  ind Greve  van  Zutphen. 
 Wij  doen  kondt,  Alsoe  geschickte  raitzfrunde  onser  Stat Venloe  ons  nn van  wegen  der-  
 selver onsei Stat  tkennen gegeven hebben, woe  sij gewoentlick  sijn  alle jair op  Sent Stevensdach  
 oer  nijhe Burgemeister to  kiesen, ind  dat  oen  diesel ve dach  om nitganck  des jairs  ind  
 andere  oirsaecken  will  beneven  oer  rekenschapp  ongelegen  zij,  ons oitmoedelick  biddendé  
 .wij  hen  vergnnnen  weulden  zij  nijhe jairsdach  vur  sent Stevensdach  in  kiesonge oer  nijhe  
 Bnrgemeister  nemeh  muchten.  Voirtsmeer  tot  reparatie  oer  kercktoiren  ind  der  keroken  
 profijt  vergönnen  weulden  cleyne  pennygen  to  moogen  munten,  tot  een  oirt  brabantz  toe  
 ind  nyet  hoiger  dan  daironder;  bekennen  wij  Hertonch  vurs.  dat wij  um  beden will  vurs.  
 beliefft  ind geconsenteert  hebben,  -believen  ind  consenteren  mitz  desen  onsen  apenen  placait  
 dat  sij  nijhe jairsdach  in  kiesinge oer Burgemeister nemen  sullen moegen  alle jair  vur  sent  
 Stevensdach;  voirts  aengaende  der  munten  hebben  wij  oer  beliefft ind ther  eere Gaitz believen  
 drye  jair  länck  van  vurs.  cleyne  pennyge  to  raunten' ind nyet  langer  noch  hoiger  
 off  verder;  des  sullen  sij  ons  Reversbrieve  géVen  die  munte  nyet  langer  to  gebruycken  
 dan  drye  jair  lanek  meest  nae  data  van desen volgende,  ind ingevall  zij  den  Reversbrieff  
 bynnen  viertien  daege  nyet  en  senden,  sal ditselve onse  placait  van  geener weerden  wesen.  
 Sonder  argelist.  Öirkonde  onss  gewoenflicken  hanteicken ind secr1 segel hyer  op  gesath op  
 ten  tweeden  dach  februarij  anno  mdxxv. 
 (Geteekend:)  CHARLES.  (L.  S.) 
 E.  VAN  AINZTE,  S. 
 Bl.  147,  in  het  middem  ¡/der  rijder gereimt  op  vier  Snaphanm-,  dus  gold  
 de  Snaphaan  6  stuivers. 
 Bl.  148,  reg.  9. De  Geldersche  halve  stuiver  gold  geen  pierde  stuiver 
 Brabandsoh! 
 Bl.  149.  Op  ten Loy  in  den  wynter. 
 —-----— ----—  sortier. 
 Het  schijnt  dat  de  feestdag  van  St.  Eligius,  den  Patroon  der Munthuizen,  
 tweemaal  des  jaars  gevierd werd.  Zoo  had men  ook  eenen  St.  Martijnsdaeh  in  
 den  zomer  en  in  den  winter. 
 Bl.  150.  De  N” 1  komt reeds  voor in: Een niemve Emluacie-boecxhen geordonneert, 
   enz. — In  ’t jaer  m .  cccccxx vi  (1526)  Gheprmt  in —  Amstelredam  
 Inj mij'Doen  Pieterzoen. 
 Aldaar  lezen  wij  dat  het mark  dezer munten  in'gemeld jaar  1526  gold  lxxxvi  
 gulden,  xvz  st.  x  mit. 
 De  houtsneden  van  dezen  Beeldenaar  zijn  buitengewoon  grof èn  daardoor  zeer  
 onduidelijk.  Vgrder  is  deze  munt  fraai  afgebeeld  op  page  49  van  het  Supplement  
 der  Monmyés  en  or  de  S.  M.  VEmpereuir  8fc.,  Vienne  1769  folio. 
 De N"  2  en  6  komen mede  in  gemeld  zeldzaam  werkje  voor  en  heeten  daar:  
 « die  niuwe  climmers Van  gelder.« 
 Zij  golden  het mark  lxxvii  gulden,  twe  (sic)  stuuer,  xix miten. 
 Aldaar,  reg.  2  van  onder.  Die  4  en  2  cirkeltjes  schijnen  Muntmeesterstee-  
 kens  te  zijn. 
 Bl.  151,  152.  De  N°  4  komt  voor  op  page  49  van  het  Supplement  der  
 MönnOyes  en  or,  8gc.  De  N°  8  wordt ook gevonden  in  het  Eualuacie-boecæketi.  
 De  mark  gold  lxxxv  guld.  ix  stu.  xviz  mit.., 
 Bl.  153.  Onder  meer  andere  Geldersche  munten  bezit  de  Heer  f .  c,  Ne t t 
 e s h e im   te  Gelder  (in  de  Rijnprovincie  van  Pruissen,  doch  vroeger  eene  der  
 steden  van  Opper-Gelderland)  vier  varieteiten  van  den  Rijder  van  Karel  van  
 Egmond.  De  vröegere  kostbaarheid  der  briefwisseling  is  ons  hinderlijk  geweest  
 in  onze  correspondentie met  dezen  Geleerde.  Die met  (áOLRS  is ook  a%ebeeld  
 in  het  Supplement  der Monnayes  en  or,  . 8gc.  page  48. 
 Bl.  154.  N°  11  en  12  heetten waarschijnhjk  in  den  oudsten  tijd  vuerysers ;  
 N°  13,  ook  misschien  14  en' 15,  halve  vuerysers,  Zij  komen  althans  in  type  
 veel  overeen  met  de  Brabandsch-Lmburgsche.  Zie  ons  werk  over  die munten  
 (Haarlem  1851),  Pl.  XVII, N*  6 ; XVIII,  N“  3,  4  en  5;  XIX,  N”  9  en  10;  
 XXI,  N"  :30.  —  Vergelijk  het. door  ons  aangeteekende  boven  bl.  110. 
 Bl.  155,  van onder.  Dergelijke  stedelijke munten  van Nijmegen van de jaren  
 1489  en  1491  hebben  wij  afgebeeld  op  Pl.  I ,  onder N”  11  en  13 ,  van  onze  
 Mmten  der  Steden  en Meeren  van  Gelderland;  een werk, met welks meer  vol-  
 maakte zamenstelling wij  ons,  tijdens  het drukken van  het tegenwoordige,  steeds  
 onledig  houden.  Halve  dito  munten ,  mede van  de  stad Nijmegen ,  zijn  aldaar  
 de  N"  9,  10  en  12  van  de  jaren  1484,  1485  en  1489. 
 Bl.  156,  in  het  midden,  staat:  groote  munt  met  een  hoofd,  eigenlijk  moet  
 het .zijn:  munt met  een groot  hoofd.