
 
        
         
		Karel  IV  (De  Duitsche  Keizer)  benoemt  
 willem  van  Gulik  tot  Coadjutor,  enz.,  
 bl.  53; onder hem is niet de dubbele arend,  
 in  tegenstelling van den enkelen,  tot Rijks-  
 wapen  aangenomen,  gelijk  men  steeds ge-  
 meend  had,  bl.  435. 
 K arel  V,  Hertog van Gelderland,  bl.  165,  
 167,  168;  zijne  munten  als  zoodanig,  bl.  
 168—181. 
 Karolingisch  kruis,  bl.  20,  30,  33. 
 Karolusguldens  (Gouden), bl.  169.  Zilveren  
 dito,  aldaar. 
 K a t h a r in a ,   Zuster van  Hertog a d o l f ,  Moei  
 van k a r e l   van Egmond,  b l .  9 4 ,   4 2 3   noot. 
 Katharina van Bourbon, Gemalin van adolf  
 van Gelder en Moeder  van  karel van Egmond, 
   bl.  109. 
 K a tharina van Kleef, Gemalin  van Hertog  
 aarnoüd  en  Moeder  van  Jonker  adolf,  
 bl.  85. 
 Kasteelen,  op  sommige mnnten  zinnebeeiden  
 van Spange,  bl.  170. 
 Kastilie  (Wapenschild  van),  bl.  206. 
 Ke er   (De Heer Otto) , Muntknndige te Amsterdam, 
   bl.  36,  41,  enz.  enz. 
 Kei  bij  het Vuurstaal  der Orde  van  het  Gulden  
 Vlies,  bl.  98. 
 Keyser  (Nieuwe gouden gülden  van  den),  bl.  
 231;  oude  dito,  aldaar. 
 Keizerskroon.  Zie  Zonnekroon. 
 Kemelsharen kleed van  Johannes  den Dooper  
 op  m u n ten ,  bl.  69. 
 Kerk  (Afbeelding  eener  soort  van)  op  eene  
 munt,  bl.  13.. 
 Kerk  van  Emmerik.  Gelre’s  Graaf otto  II  
 tot beschermer derzelve aangenomen, bl. 14. 
 Kerkdewren  (Afbeeldingen  van  billioen  ver-  
 klaarde mnnten te plakken op de), bl. 182, 
 183. 
 Kerkelvjk mwntje,  bl.  414,  415. 
 Kerken  (Aanplakking  aan  de),  bl.  227.' 
 Kerkportaal  op  munten,  bl.  30;  door  den  
 leeuw  op  de mnnten van  reinoud  III ver-  
 vangen,  bl.  32. 
 Kerkvoogd  of Beschermer,  b l .  1 4 . 
 Ke t h   (De Heer de) , Numismaticus te ’s Gra-  
 venhage,  bl.  385. 
 Keulen (Muntbijeenkomst en muntbepaliug te) ,  
 bl.  2281 Inventaris  der Archieven  van —,  
 bl.  70;  Munten  van  den  Aartsbisschop  
 van  - 7-,  bl.  423. 
 K euller  (De Heer L.  J. E.), Sehrijver eener  
 Geschiedenis  van  Venlo,  bl.* 425. 
 Keulsche of Duitsch-Keizerlijke type op Duitsche  
 munten,  bl.  9. 
 Keulsche of Duitsche type op Geldersche munten  
 ,  bl.  18. 
 Keulsche mark (Verschil van bet) met dat van  
 Troyes  of  het  Trooische,  bl.  267.  Komt  
 slechts tweemalen  in Geldersche Muntchar-  
 ters  voor,  aldaar. 
 Keulsche  munt,  in  Gelderland gangbaar, bl.  
 5  noot. 
 Keurvorster  guldens  (De  Geldersche  Hertog  
 laat munten  op  de wijze der),  bl.  130. 
 K il ia a n ,  aangehaald  bl.  85,  140,  181;  
 Muntbenamingen  bij  dezen  niet  vermeld,  
 bl.  277,  899. 
 Klaeskens  (Malle).  Welke muntsoort  hier-  
 door waarschijnlijk  bedoeld werd,  bl.  419. 
 Kleedmg  (De)  der Muntbeambten werd  door  
 den  Vorst  betaald,  bl.  115. 
 Kleef.  In  deze  stad  muntijzers  of Stempels  
 voor  karel  van  Egmond  vervaardigd,  bl.  
 116;  ja n ,  Graaf van —,  tweede Gemaal  
 van  Hertogin mechteld ,  bl. 45;  de Graaf  
 van —- verkoopt zijne regten op het Jßijks-  
 wald aan  reinoud  I I ,  bl.  22.  Zinnebeeid  
 van  Kleef,  bl.  401. 
 Kleyn  gelt  (Geldersch),  bl.  112. 
 Kleinepennmgen.  Muntsoort, bl. 25,28,272. 
 Klymmergulden.  Zie  Clemmergülden. 
 Klimmende  leeuwen  gaven  den  naam  aan  de  
 Clemmerguldens,  bl.  151. 
 Klomp  (De  middeleeuwsche munten  bij  op-  
 gravingen meestal vereenigd in eenen moei-  
 jelijk  los  te  maken),  bl.  72. 
 K l u it ,  Historia  Critica  Comitatus Holla/n-  
 diae,  bl.  1 1   noot. 
 K nippenberg  ( J . ) ,  Hist. Eccl. JDucatus Gel-  
 driae,  bl.  6 6 ,  260. 
 Knonik,  d.  i.  Kanv/mik,  bl.  129. 
 Koeverden  (Toumoois  of  Groot  der  Heeren  
 van),  bl.  30. 
 K öhleR’s  Münzbelustigungen,  bl.  196. 
 Koning  van  Buitschla/nd  (De)  wordt  in  870  
 Souverein  van  Gelderla/nd,  bl.  5;  stelt  er  
 in  de  twäalfde  eeuw zijnen  Graaf aan,  aldaar. 
 Koningsba/n  of hoogste  regtsgebied,  bl.  4. 
 Konvngsgulden,  bl.  194. 
 Koningshoofd op  eene  munt,  bl.  81. 
 Konings-  o f sterk  water,  bl.  241. 
 Koningsziher.  Welk  dit was,  bl.  89.  Zie  
 ook  bl.  97. 
 KonvnklAjk  Penningkabinet  te  ’s Gra/oenhage,  
 bl.  15,  18,  21,  80,  398,  415. 
 Konst-  en  Letterbode  (Älgemeene),  bl.  8 6 ,  
 41  noot ,  424. 
 Kooplieden  laten  in  de  Stedelijke  Munt  van  
 Nijmegen munten,  bl.  125. 
 Koopmanschap  (Antwerpen  in  de  tweede helft  
 der  zestiende eeuw  voorname zetel van  de),  
 bl.  255. 
 Koopmansbuidel (Proef genomen met de munten  
 uit  den), j bl.  809,  322. 
 Koopmansgulden.  Waarschijnlijk  de  naam  
 eener  rekenmu/nt,  bl.  56. 
 Kaperen  geld.  Onder de Eranken onbekend,  
 bl.  5  noot. 
 Koperen  mu/nt  (oudste ons bekende)  van  Gelderland, 
   bl.  84. 
 Koperen-verzil/oerde  en daarom  valsche munt,  
 bl.  25. 
 Koppelung  van  letters  op  munten,  bl.  32,  
 179,  264. 
 Korten,  bl.  178. 
 Koursch  gülden.  Zie  Keurvorster  gülden. 
 Krabbelaa/r.  Volksnaam  voor  den  vierstui-  
 verspenning,  bl.  175. 
 Kriekenbeek (De Heerlijkheid) bij  Gelderla/nd  
 gevoegd,  bl.  15. 
 Kroen.  Zie  Kronen. 
 Kromstaf op de munten (Afbeelding van  den  
 Bisschoppelijken),  bl.  151. 
 Kronen  (Golden),  bl.  143. 
 Kronijken,  dikwerf siechte  bronnen voor  het  
 schrijven  eener  Geschiedenis,  bl.  2 . 
 Kroon  (Roomsch-Koninklijke),  bl.  9 9 . 
 Kroonen  (Gou&eri)  of Ecus  d?or van Hertogin  
 ma r ia ,  bl.  49;  thans  niet  meer  bekend, 
 aldaar;  hare waarschijnlijke  type,  aldaa/r. 
 Kruis  (Gebloemd)  op  eene munt,  bl.  26; Ge-  
 voet —,  bl.  71; Karolingisch —,  bl.  SO. 
 Kruis  op  eene  munt  van  otto  I   (?),  oyer-  
 eenkomstig  met  dat  op Hollandsche  munten  
 >  bl.  1 1 . 
 Kruisschepter  op  Geldersche munten  (?),  bl.  
 16. 
 Krunsstäf,  bl... 60. 
 Kruisstrdten  (Uitroeping  van  Muntplakaten  
 op),  bl.  243. 
 Kruisvaarclers  brengen  de  paauwvederen  uit  
 hot  Oosten,  bl.  86. 
 Kueckenschrijver (Keukenschrijver),  een  aan-  
 zienlijk  persoon,  bl.  117,  298. 
 Kmlenbv/rg.  Een  der Bannerheeren van  Gelderland, 
   bl.  2 2 . 
 Kuinre  (Graafschap),  vermeld  bl.  11. 
 L. 
 L alaing  (P h il ip s   van) ,   Gra/oe van Hoich-  
 straten,  bl.  181. 
 La/m,  Gods  op  de  munten,  bl.  89. 
 Lambel.  Zie  Baa/rsteel. 
 L ambrecht  ( J oos) ,   Gendscbe  Boekdrukker,  
 bl.  68. 
 Lambrekijns,  bl.  83. 
 Landsmu/nt  in  Gelderla/nd  (Toezigt  van  Rid-  
 derschap  en  Steden  op  de)  onder  Hertog  
 aarnoud,  bl.  75. 
 La/n&oorstelijke Hoogheid.  Waardoor  de Geldersche  
 Graven  die  zoo  laat  verkregen,  
 bl.  13. 
 Lanprentmeyster.  Aanzienlijk ambt,  bl.  125. 
 Latijn  (Ellendig)  op middeleeiiwscbe munten,  
 bl.  58,  83,  105. 
 L aurens  (De feestdagen  van St.), bl.  120. 
 Lav/rierstokken  als  kruis,  bl.  196. 
 L auwijck  (Aarnoud  van) ,  bl.  298);  aal-  
 breoht  van  la uw ijck ,  aldaar. 
 L eblanc’s  werk  over  de  Eransche  munten.  
 Zie  blano  (l e ). 
 L ebuinus  (Eeestdag  van  den  Heiligen),  bl. 
 184. 
 Leeneigendom,  bl.  15. 
 Leenmmnen van den Gruaf van Gelre.  Zulks