
De N” 16 heeft tot opschrift:
PHS • D : G • HISP • Z - REX • DVX • GEL
en van onder, ter zijde van het Geldersche kruis, het verdeelde jaartal 15 63.
De keerzijden van beiden zijn de zelfde.
N" 15 weegt 16,8 w., N" 16 weegt 16,7 w.
N” 17 is een halve Filipsdaalder van 1566, en heeft op de vz. rondom ’s Vorsten
gehamast en met de Orde van het Gulden Vlies versierd afbeeldsel hèt
omsehrift :
PHS • DEI ■ G ■ HISP • Z • REX • DVX • GEL
Onder het borstbeeld ziet men het door het Geldersche muntteeken in twee
deelen gedeelde jaartal 1566.
Op de kz., die overigens niet belangrijk afwijkt van die der overige munten,
vertoont zieh het woord MIGHI van ’s Vorsten spreuk, door de Orde van het
Gulden Vlies in twee deelen gedeeld.
Deze munt weegt 16,9 w.
N° 18 komt in type in zoo verre met N° 15 overeen, dat het Vorstelijke
borstbeeld binnen eenen cirkel gevat is. Het omsehrift luidt:
PHS • D • G • HISP • Z ■ REX ■ DVX • GEL
terwijl van onder het door het Geldersche kruis in twee deelen gesplitste jaartal
1575 gezien wordt.
Op de kz. is thans het wapenschild enz. mede binnen eenen cirkel vervat.
Weegt 16,5 w.
Deze halve zilveren »Philippus Reaelen,» gelijk zij in de Geldersche Munt-
ordonnantiën genoemd worden, komen het eerst voor in de Rekening van 8
April 1561 tot 11 Mei 1565, zie onze Bijlage I I , in welk tijdvak er zuiver
voor den omloop 97,006 stuks geslagen zijn.
In gemelde Rekening heeten zij : » silvere halven Philippus reaelen pennin -
» ghen, gevalueert tot vyfthien stuvers tstuck, houdende thien penninghen fyn
» silvers in ’t alloye ende van veerthien der selver penninghen in den snede int
» troyssche marck.» — Zij hadden echter loop voor 174 stuiver. Zie ook de
laatstelijk vermelde Bijlage.
Tusschen 24 Mei 1565 en 18 Junij 1567 is er, volgens de Muntmeestersrekening
(Bijlage KK) geslagen een getal van 81,956 stuks. Zij hadden toen mede
cours voor 174 stuivers. : |
Tusschen 25 October 1569 en 2 September 1574 zijn er geslagen 3,087 stuks
(zie Bijlage letters LL). Van deze is ons nimmer een esemplasi voorgekomen.
De Muntrekening, tot welke onze N" 18 behoort, (waaiin de verantwoording
over de in 1575, en eenige volgendo jaren, geslagene stukken) schijnt verloren
eegaan te zijn.
S* 15 is van Z°; N’ 16 mede van Z* ; N° 17 van Z*; N° 18 Van Z«;
en 4 Filipsdaalder van 1564 is van Z*.
Wij gaan thans over tot de vijfde deelen van den Filipsdaalder, en meenen
dat de N* 19 en 20 daaromtrent als proeven moeten beschouwd worden, aan-
gezien zij geen jaaital dragen; dat de M* 15 van ons Supplement de oudste
geslagene is (ook blijkens de Rekening Bijlage II) ;. dat de N° 21 nusschien
eene proef is, hoewel .het cijfer 53, onder het borsibeeld des Vorsten, met
duidelijk en ons raadselachtig is, terwijl de N° 22 en volgende nommers, tot en
met N" 27, de laatst geslagene voorstellen.
Tusschen 8 April 1561' en 11 Mei 1565 zijn e r, blijkens Bijlage I I ,. van
deze muntsoort geslagen — die »gevalueert waren tot sesse stuvers tstuck,
»houdende thien penninghen fyn silvers int alloye ende van vyfendertich ende
»eenen halve der selver penninghe een aohtstendeel, een sesthiende deel ende
»een. vïerentsestiehste deel van eenen penninghe in den snede int troyssche
»mark» — een getal van zuiver 175,866 voor: den omloop:
Volgens de zelfde Bijlage I I , hadden deze stukken »by tollerantie ende mo-
» deratie van zyne Majesteyt corns ende loop voor zeven stuvers tstuck.»
Tusschen 24 Mei 1565 en 18 Junij 1567 zijn e r, volgens Bijlage XX, van
deze muntsoort g e s la g e n niet minder dan 963,698-stuks. zuiver voor den omloop.
Wederom tusschen 25 October 1569 (er ontbreekt eene Muntmeestersrekening
tusschen deze en de laatst vorige) en 2 September 1574 een getal van
51,880 stuks. Zie Bijlage LL.
Wij gaan thans over tot de' beschrijving onzer versehillende. afbeeldingen.
N* 19 heeft op de vz. het naar de regterzijde gekeerde afbeeldsel van den
Vorst in het harnas; daaronder ziet men het Geldersche kruis. Omsehrift:
26*