
 
        
         
		Na  eenen  oorlog  met  Braband  verkreeg  Reinoud  de  stad  Tiel met  Zandwijk  
 in  ruiling  tegen  Heusden,  dat  sedert  immer  aan  Braband  gehecht  is  gebleven,  
 gelijk  Tiel  aan  Gelderland.  Van  den  Graaf van  Kleef kocht  hij  deszelfs  regten  
 op  het  Rijkswald.  De  Utrechtsche  Bisschop  Jan  van Diest was in  1336 genood-  
 zaakt  geheeï  Overijssel  aan  den  Graaf van  Gehe  te  verpanden ;  van  daar,  dat  
 wij  zoo  straks  zullen  zien,  dat  deze  te Vollenhove munt  het slaan. 
 In  1339  werd Reinoud  I I   door Keizer  Lodewijk  van  Beijeren tot Hertog verheven  
 ,  en  werd  Gelderland  alzoo  een Hertogdom.  De  Bannerheeren  (Buren,  
 Kuilenburg, Batenburg, Anholt, Bronkhorst, Berg, Wisch en Baar) behielden wel  
 vooreerst  nog  hunne  onafhankehjkheid,  ja  eenige  hunner deden zelfs , doch later,  
 geld mimten (zie onze Afdeeling Munten der Heeren en Steden van  Gelderland) ;  al-  1  
 lengs  echter  traden  zij  als  legerhoofden  óf raadslieden  in  de dienst der Hertogen ;  
 verbonden  op  deze  wijze  hunne  belangen  aan  die  van  Gélderland,  en  werden  
 bij  sommige  gelegenheden  als  landgenooten  behandeld  (1). 
 De munten van Reinoud II  zijn niet niet zelcerheid te onderscheiden van die zijns  
 zoons  Reinoud  I I I ,  die  van  1343  tot  1361  regeerde;  doch  er  bestaat  veelwaar-  
 schijnlijkheid,  dat de volgende gerustelijk  aan hem toegeschreven kunnen worden : 
 De  eerste  is  eene  goüden  munt,  geslagen  te  Roermond,  werwaarts  het  in  
 1290  den  Gelderschen Graaf  (zie  Bijlage A)  geootloofd werd,  of wel naar  H'ar-  
 derwijk,  zijne  Munt  van  Arnhem  te  Verplaatsen. 
 Het  is  een fiorin  d’or  of goudgulden,  geslagen  naar  het  vporbeeld  der  Floren-  
 tijnsche  goudguldens  (florini  doro)  van  che  dagen,  welke muntsoort  hären  naam  
 ontleende  van  de  fioiino  (van  Waar florin) ,  fleur of leliebloem,  het  wapén  van  
 Florence,  dat  op  de  kz.  gezien wordt, terwijl Johannes  de Doöper,  de Bescherm-  
 heilige'  der  stad,  zieh  op  de  vz.  vertoont. 
 Deze  muntsoort  is  in  een  aantal  landen,  ook  in  Nederlandsche  gewesten,  en  
 zoo  ook  in  Gelderland,  nagevolgd  geworden. 
 Op de vz.  van het tegenwoordige  stuk  staat — rondom het beeid van Johannes,.  
 ten  voeten  u it,  met  een  kruisstaf in  de  linkerhand,  terwijl  hij  de  regter  als  tot  
 vermanen  heeft  uitgestrekt —  het  opschrift: 
 (1)  Van  spaen,  Inleiding  enz.  D.  I ,  bl.  273,  274. 
 S   IOH2INN3S  B 
 d.  i.  Sanctus  Johannes JBaptista.  Daarachter  als muntteeken  (?)  een  leeuwekop. 
 Op  de  kz.  ziet men  de  lelie  en  om  dezelve  in  den  rand : 
 ►X«  RVRMVJSD3N  ,  
 ten  blijke,  dat  deze  munt  in  Roermond  geslagen  is. 
 Dat  ’s Graven  naam  er  niet  op  voorkomt,  is  voorzeker  daaraan  toe  te  schrij-  
 ven,  dat  hij  geen  regt  had  om  gouden  munt  te  laten  slaan.  Waarschijnlijk  
 werd  zij  vóór  ’s Vorsten  verheffing  tot  de  Hertogehjke  waardigheid  geslagen. 
 Wij  zijn  hare  mededeehng  verschuldigd  aan  de  goedheid  van  den  Heer  de  
 costee  te  Mechelen,  een  zeer  ervaren  beoefenaar  onzer  middèleeuwsche  munt-  
 kunde.  Die geleerde  schrijft ons,  van  gevoelen  te  zijn,  dat  deze florin dor  zou-  
 de  behooren  tot  de  regering  van  onzen  Reinoud  II.  Eene  stedelijke  munt  van  
 Roermond  zal  het  wel  niet  zijn ,  want  dan  zoude men  ook  andere  van  dien  tijd  
 gevonden  hebben.  Reeds  in  de  allereerste  jaren  der  veertiende  eeuw  sloeg  Robert  
 van  Bethune,  Graaf van Vlaanderen,  zulk  een  florin.  Dezelve  is  voor  het  
 eerst in April 1847 door opgraving weder bekend geworden, en heeft het omschrift : 
 ROBERT'  GOMES 
 De  Fransche  Koning  Louis  le  Hutin  spreekt  in  zijne  Ordonnantie  van  Fe-  
 bruarij  1315,  die  de  koers  der  vreemde  gouden  munten  regelt  (l e   b lanc,  
 Traité histor.  des Monnaies de Trance'),  van den Florin of Mantelet van Vlaanderen.  
 Robert  van Bethiine  nu  stierf in  1322,  en  reeds zeven jaren vóór zijnen dood had  
 zijn  florin  koers  in Frankrijk.  Het is dus zeer mogelijk, dat Reinoud II rWp munt  
 heeft  laten  slaan.  De  costee  meent  hem  daarom  aan  dezen Yorst  te  moeten  
 toeschrijven,  oindat  de florins  d o r  tijdens  zijne  regering  algemeen  in  gebruik  
 geraakten. 
 Onder  N».  2  deelen wij  eene munt mede,  misschien  wel  de  grootste  met  de  
 N”.  22,  die  toenmaals  in  Gelderland  geslagen  werd,  vervaardigd  in  of na  1339.  
 Op  de  vz.  vertoont  zieh  een  eenvoudig  yierbeemg  kruis,  dat  tot  aan  de  einden  
 der  munt  reikt.  (n  den  rand,  tusschen  deszelfs  beenen,  het  omschrift: 
 RSYI2  I  2SLDV  |  S   ° DVît  |  GGLR. 
 Op  de kz.  van  dit  zeldzame  stuk,  waarvan ons  slechts drie exemplaren bekend  
 zijn,  bevindt  zieh  een  klimmende  leeuw,  terwijl  het  omschrift  luidt: