
even als de door ons onder N". 4 afgebeelde goudgulden voor Gulik geslagen,
die op deszelfs vz. weder het beeid van Johannes den Dooper heeft. Het omschrift
is thans:
RSIU DVR IVIi GSIi GO y.
De kz. bevat het vereenigd Geldersch-Guliksche wapenschild, omringd door
drie kleine wapenschildjes ; aile te zamen in een compartiment omklemd; eene
type, die wij het eerst onder Willem I ontmoet hebben. Deze schildjes zullen
thans die van het Rijk, Gelre en Gulik zijn. Het omschrift is:
* m ou© 1 rrTî d s * | iv r its *
d. i. Munt van Gulik.
H e y l e n zegt, bl. 109 en 110, dat onder Reinoud IV gemunt zijn geworden
Geldersche Rijders, Geldersche Rijnguldens of Arnhemsche guldens, Blaauw-
guldens en Reinaldus-guldens. Is deze opgave juist en te vertrouwen? Van
Geldersche Pijders, onder Reinoud IV geslagen, hebben wij niets kunnen ont-
dekken. De Sldauwguldens hebben hoogstwaarschijnlijk hunnen naam ontleend
van het onderste wapenschildje op de kz. van N" 3, dat iets heeft van de blaauwe
ruiten in het Beijersche wapen.
De onder N" 3 afgebeelde munt zal een jReynaldus-gulden geweest zijn van
hooger allooi; zie heyl en, bl. 109. GHMSQUiènE, die deze munt mede af-
beeldt (Pl. I I I , N" 2), geeft op bladz. 140 haar gehalte op als te zijn van
20 karaat, 8 grein, en het gewigt als van 2 engels, aas. Wat onze
exemplaren betreft, weegt de munt N” 3 : 3 w. 2£ k. Zij is van Z .
en de N’ 4: 3 w. 3f k. --------- Z*.
Wij weten niet, tot welke der bovenstaande munten wij het volgende Extraçt
uit Ren Inventaris der Archiven van Keulen moeten brengen, ons welwillend
door Mr. L. eh . c. van den berg medegedeeld.
»N° 17 (1402 ?). Alia littera Reinaldi ducis Gelriæ de florenis suis in anno
cudendis, auf 23 half krait feines, ein grain auden off ouen and derselbigen
gülden sollen 66 gehen auff eine Cölnisehe marck, and solle yeder derselben
gülden gelten drey marck and fünff Schilling.»
Omtrent de verhouding der Geldersche met de Hollandsche gouden munt,
lezen wij in het Cbarierboek van van mieris , op het jaar 1411 (D. IV , bl. 166) :
Gelresche Ryns-Guldens ...................................... 1
Guilielmus Hollands-Gulden . . , , . . . 81'
Gelresche-Gulden (Blau-Guld.) 21§ gr.
Reynaldus-Gulden ., . . . . . . 19 gr.
En op het jaar 1415 (van m ie r is , D. IV, bl. 306):, -
Aemhemsche Gelresche-Gulden die men nu slaet op den Ryn-Gulden)
Oude Wilhelmus Hollandsche Gulden . . . . . j ^1 gr.
Reynaldus Gelresche-Gulden . . . . . . . 20 gr.
Gelresche Blau-Gulden . . . . . . . . . . 22 gr.
Wat de zilveren munten dezer regering betreft, wij geven ze verder op PI. IX
van Ni 7 tot N° 16:
En wel onder N“ 7 en 8, in de eerste plaats, den dubbelen groot, en in de
tweede, N* 9 en 10, den cleyne (of enkele) groot, beide bedoeld in de Munt-
ordonnantie van 14 Maart 1402.
Op de vz. dezer munten ziet men de wapens van Gulik en Gelre in eene
schuinsche rigting naar elkander gekeerd, gedekt door de prächtige M men en
helmteekens, aan dezelve eigen, waarvan de Guliksche, kenbaar aan den vos
tot cimier, ons thans voor de derde ma,al, doch op andere wijze., voorkomt.
Het omsehrift luidt:
RSIU22MO' • DVR • IVIi • Z ■ G©Ii • Z • GO ■ J •
Op de kz. ligt, bij N" 8 , het Amhemsche wapenschild op het midden van
een kruis , dat tot aan de randen der munt reikt, terwijl er zieh vier leeuwen
tusschen de beenen van het kruis bevinden. Omschrift:
MOU©ro | 25 - | UOV22 • 2IRUSMSUSIS %
N 7, aan welks bestaan wij, terwijl er enlcele en halve grooten van dien
Stempel voorkomen, niet kunnen twijfelen, en die wij daarom, hoewel slechts
in omtrek, lieten af beeiden, zal tot omschrift hebben:
MOUSro | 2! • UOV2C | UOVIJR | 27GSUS'
De type van den cleynen of enkelen groot is gelijk aan die van den dubbelen ,
met uitzondering dat de vermelding van Gelderiand thans vóór die yan Gulik
in het omschrift voorkomt.
Het gewigt van N" 8 is 3 w. 3 k., van N” 9 en 10 1 w. 2 k.