
Wij ontmoeten deze muntsoort voor Gelderland het eerst in de Rekening,
Bijlage LL, loopende van 25 Ootöber 1569 (de vorige is, naar het schijnt,
verloren gegaan, en berust althans noch in de Bourgondische Bibliotheek te
Brussel, noch in het Provinciaal Ärchief van Gelderland te Arnhem) tot 2 September
1574, alwaar wij lezen: „In Bourgoensche dalders van sevenentwintich
„een halfven stuvers tstuck, houdende thien penningen zeventhien greyn fyns
„ silvers in alloy ende van acht stucken een quart een sesthiende, een tween-
„dertichste, hondert xxviij twee duysent achtenviertich gedeelte van eenen pen-
»ninck inde: snede int troyssche marck de quantiteyt van duysent seshondert
„ende achtenvyftich mercken een once ende tweelff engelschen,» enz. — zuiver
voor den omloop 13,670 stuks geheele Daalders.
Verder lezen wij omtrent den koers: „ Soe deze bourgoensche dalders maer
„ gevalueert en syn op sevenentwintich een half stuvers — gepermitteert vuyt
„te geven tot xxxij stuvers.» . 1 ' .. .
Ten opzigte van den „halfven Bourgoenschen Dalder» lezen wij in gemelde
Rekening, Bijlage LL: »aen halfve bourgoensche dalder van derthien stuvers
„ ende drie vierendeel stuvers tstuck, houdende thien penningen seventhien greyn
„in alloy ende inde snede a ladvenant der heelen int troissche marck, die quan-
»titeyt van viertieh marck,» enz: — Men sloeg er slechts 675 stuks voor den
omloop. .. . . ,
Wat de „quarten van den bourgoensen dalder» betreff, wq vmden ze mede
alleen in bovengenoemde Rekening vermeld, als geslagen ten getale van slechts
662 stuks, en het is dus niet te verwonderen, dat ze thans verloren zijn.
Hoewel ons nimmer een oorspronkelijke onder de oogen is gekomen, (en wij
raadpleegden toch dneenmjftig verzamelingen ten behoeve van dezen onzen ar-
beid) hebben wij de munt, naar aanleiding van de heele en halve, doch m
flamwe trekken, op Plaat XXVIII, onder M 34, laten af beeiden.
De omschriften zijn even als vroeger.
Onder N° 35 geven wij de afbeelding van den vierstuiverspenning. Deze munt,
die, blijkens de Muntmeestersrekeningen GG en HH, oök voor Gelderland geslagen
is, kwam ons in geene betende verzameling voor. Wij hebben het stuk
dus laten afbeelden volgens die op onze Plaat Brabanden Limburg, XXX, N« 32,
Op de vz. ziet men het Bourgondische vuurstaal, gedekt door de Konink-
hjke kroon; van onder het juweel der Orde van het Gulden Vlies en ter zijde
de vonken. Omschrift:
PHS . D • G • HISP • ANG ■ Z • REX • DVX • GEL.
Kz. Ter zijde van het gekroonde groote wapenschild de letters:
P P
en tot omschrift:
DOMINVS • MICHI • ADIVTOR
Tusschen 6 Augustus 1552 en 6 Augustus 1558 (Bijlage GG) zijn er van
deze muntsoort 5,660 stuks geslagen; deze kunnen echter alle van den Stempel
van Karel V geweest zijn; verder tusschen 11 Augustus 1558 en 8 April 1561
(Bijlage HH) een getal van 25,520 stuks.
In volgende Rekeningen komen zij niet meer voor.
N° 36 is de afbeelding van den Gelderschen stuiver. Ook deze muntsoort
kwam ons nimmer in het oorspronkelijke voor; wij beeiden ze dus af volgens
den Brabandschen. Zie onze Af beeldingen der Brabandsche en Limburgsche
Munten (Haarlem 1851), PL XXX, N° 36 en 37.
Op de vz.¡ziet men een kruis in hoogst versierden vorm, zoodat het bijna op
geen kruis gelijkt. Tusschen de beenen vertoonen zieh vier leeuwtjes. Het
omschrift is even als van N° 35.
Öp de kz. vertoont zieh het gekroonde wapenschild, doch thans zonder de
letters P P ter zijde. Omschrift: DOMINVS enz.
Van 6 Augustus 1552 tot 6 Augustus 1558 (Bijlage GG) zijn er 28,540
stuks geslagen. Zij kunnen echter alle den Stempel van Karel V gedragen hebben.
Tusschen 11 Augustus 1558 en 8 April 1561 (Bijlage HH) zijn er
404,080 stuks geslagen.
N° 37 is een halve stuiver, mede thans zoo zeldzaam, dat de munt ons ner-
gens is voorgekomen.
Tusschen de beenen van het kruis op de vz. ziet men beurtelings eenen leeuw
en de letter P. Het omschrift is als van de vorige munten.
Op de kz. bevindt zieh een rond wapenschild, dat het geheele veld der munt
vult. Omschrift als vroeger.
27