
» Ook po n ta n u s schijnt deze verschillende giffcbrieven met elkander verward te
»hebben. Verg. Hist. Gelr. p. 159, 167, 171.»
Het Charter voormeld, van 31 Julij 1290, luidt aldus:
Nos Rudulfus, Dei gratia Romanorum Rex semper augustus, ad universorum
notitiam volumus pervenire, quod ob grata obsequia nobis et imperio, per no-
bilem virum Reynaldum comitem Gelriae, dilectum nostrum fidelem impensa et
in antea impendenda, sibi hanc gratiam duximus faciendam, ut monetam in
Arnheym, quam a nobis et imperio tenet in feodum, in Rurmunde vel Her-
derwigh locare valeat et transferee, et ad pristinum locum, videlicet in Arnheym
, relocare, quando hoc sibi visum fuerit expedire; sub hac tamen condi-
tione, ut non nisi in uno loco illorum trium opidorum cudatur et monetae exer-
citia habeantur, dantes sibi has nostras literas in testimonium super eo. Datum
Erfordiae, II Kal. Augusti, Indictione I I I , anno Dni M CC. nonagesimo,
regni vero nostri anno XVII.
Hieruit blijkt, dat er in 12i90 reeds sedert eenigen, misschien zeer langen,
tijd, te Arnheym eene Munt bestond, welke de Geldersche Graaf, volgens de
uitdrukking van den Roomsch-Koning, » a nobis et imperio in feodum tenebat.» ■
Daarin zijn waarSchijnlijk geslagen de beide mimten, welke wij als onzekere op
PL I opnamen, en die door ons beschreven zijn op bl. 6 en 7, alsmede ook de
eerstc, zoo niet de beide eerste, in ons Supplement. (Zie ann het einde van
PI. XXVIII, N* 1 en 2.)
De eerste, die geheel de type heeft der Sterlingsche penningen of deniers van
Koning Hendrik n i van Engeland, overleden in 1271, zie ruding, Annals of the
Coinage of Great Britain, PI. I I , N" 16, en door ons ontleend aan: The Numismatic
Chronicle and Journal of the Numismatic Society, Julij 1850, p. 67, en'op PL
N* 8, heeft op de vz. het Vorstelijke hoofd, vlak van voren te zien, met eene
kroon gesierd, terwijl zich links van hetzelve een schepter vertoont. Omschrift:
FjBHR (de twee laatste letters aan elkander) ICV
Op de kz. ziet men het tweebandige, als in knoppen eindigende, geopende
kruis, even als op de munten van Hertog Jan I (vergelijk onze Mrnten van
Braband en Limburg, Pl. V, N! 5, 6, enz.). Tusschen de beenen van dat
kruis de 12 bolletjes, en:
Will I LSM (de © en M aan elkander) | TSR (deze letters aan een)
H I ©MI (de S en M weder aan een)
Dit Wil l em is de nagebootste naam van den Engelschen Muntmeester, en
Arnemi vervangt hier de plaats van het Engelsche Norwich.
N” 2 heeft geheel de type der Sterlingen van de Köningen Eduard I en I I ,
die moeijelijk van elkander te onderscheiden zijn. Zie b u d in g , Pl. II en HI.
Zij zijn geslagen tusschen de jaren 1272 en 1326. Op de vz. ziet men een
ruw, gekroond Koningshoofd, en face, binnen eenen parelcirkel. Omschrift:
>£. GOMSÖ • GH ■ RSHGI
Het zal moeten beteekenen: Comes Gelrensis; want het laatste gedeelte zal
wel bij de GL, al staat daar een punt achter, behooren.
Op de kz.‘ ziet men thans een hoogst eenvoudig gevoet kruis, tusschen welks
bëenen de. twaalf bolletjes en het omschrift :
GIVI I msSS I 7SRH I SYM.
Inderdaad eene merkwaardige munt. Zij is ons medegedeeld door Professor
SEBBUEE te Gend en is van Z6.
De stempel, zoo geheel Engelsch, diende natuurlijk om deze Geldersche munt
overal op het vaste land, waar het Engelsche geld zoo gewild was, ingang of
loop te verschaffen.
Het Charter, waarbij de Geldersche Graven, tot Hertogen verheven, het regt
bekwamen om voörtaan gouden munt te slaan, komt voor bij k n ie p e n b e b g [Pas-
toor van Helden in Limburg], in zijne Historia ecclesiastica Ducatus Geldnae
(Brux. 1719), p. 92. Aldaar lezen wij:
Ludovicns IV omnibus has litteras visuris salutem. Quandoquideni Reinol-
dus Comes' Gelriae regio genere ortus, multa servitia- imperio praestiterit., et
adhuc praestare poterit dictum Reinoldum ex comité Ducem Gelriae créa*
mus, ut et posteros ejus legitimos Goncedimus ipsi ju s c u d en d i mo netam
a u e e am juxta valorem monetae archiepiscopi Coloniensis, Dücis Brabantiae et
Comitum Hannoniae atque Hollandiae.
Dit Charter is: uetn Gelenii Farraginibus» veel juister en uitvoeriger uitgege-
ven in den Codex Diplomaticus bij va n s p a e n , Oordeelk. Ini. tot de. Hist, van
? 34