
De N’ 20, 21 en 22,. eene muntsoort, die dubbele stuiver heette, en mis-
sehien ook eén driestmverspenmnff is geweest, als wij derzelverzwaarte (3 w.
8 k.) vergelijken met die der tweestmverspemingen, heeft op de vz. het .Geldersche
wapenschild, gedekt doof de Gidiksclie en Geldersche leeuwen met derzel-
ver helmteekens. Omschrift:
. JjjTSROft' * DV' . GSB' * IVIi' * GO' *
Op de kz. ziet men een in breede. punten uitloopend, tot aan den binnenrand
der munt reikend, vierbeenig kruis; tusschen de beenen twee leeuwen en even
zoo vele lelién. Omschrift als vroeger:
SOVirrKS »IVDIGI2? » WVK . DOOlIßS * cfti
waarachter het jaartal, wat op d e z e muntsoort nimmer ontbreekt. Men vindt
ze van (14)96, (14)99 , 1501 (ook wel, door eene vergissing van den stera-
pelsnijder, met 1051), eindebjk van' 1526. *« > ; r ; ájtMgi
Onder N° 23 geven wij eenén stuivert volgens de afbeelding ' vóorkomehde in
het Thresoor. Wij hebben in vroegere,jaren eenmaal zulk eene munt in handen
gehad. Het jaartal is thans 1520.
■ Type en omschriftén zijn de zéífde.
De N" '24, een dubbele stuiver (zlü Beekleiuuvt van 1542), is, even äls-de
N° 25, wat de vz. betreft , gebjk aan de grootstemunten der Mindeä-jarigheid,
De kz. bevat een aán de punten omgekruld' 'versierd kruis; tusschen- de:beenen
befinden zieh‘vier aan een. shiitende‘boogversiersels, ln plaats daarvan ziet
men op de kz. van N" 25 een kruis met opeñe punten, tusschen welks beenen
tweé leeuwen en even zoo vele leben. • In het. hart-van- het kruis vertoont zieh
eene lebe. Omschrift vaii beide- keerzijden:
e o v r | miss* 11 v d ig | vr * t.' »o'
zijnde de zelfde Bijbelplaats als boven.
Het muntteeken van-N“ 24 is het gewone-kruis, dát van N° 25 .hetaversierde
Geldersche kruis.
Kan de lelie o p ’s Hertogen munten oók bétrekking hebben op hetbuis-, van
Bourbon, waartoe zijno inoeder behoorde-, Of is het-een muntteeken. van Zalt-
Boemel of van Boermond? Wij gissen het-läatste, - liisab }lio• íioiasáos
Op de vz. van N" 26 en 27, beide stuivers, -houdt een leeuw het Geldersche
wapenschild vast; de leeuw van N” 1 is vlak van voren te zien, die van N° 2
houdt den kop naar de regterzijde, en is het een en ander binnen eenige versierde
bogen gevat. Het muntteeken is op N° 26 in den rand een gewoon
kruis (immers indien wij hetzelve als zoodanig kunnen besehouwen); op N 4
een uit drie stukken vereenigd figuür, dat iets van eenen bundel heide heeft,
en waarschijnlijk aan Nyclaes Nyber (zie boven) behoort. Omschrift:
IjjTSROBVS ° OVR = GSBR'«IVB' .■> Z.» GO' • JV'
Op de kz. van beide ziet men tot aan den binnenrand reikende versierde
kruisen, tusschen welker beenen weder twee leeuwen en even zoo vele leben.
Op het hart van N" 26 ligt eene lebe, in dat van N° 27 een cirkeltje. Omschrift
als vroeger (achter de zelfde- muntteekens als bp. de voorzijden):
SOVOT2SS - IVDICI25 ■> ftlVK ■> DOfOIRS.
N“ 26 weegt 2,9 w. en is van Z*. N - 27 weegt 2,85 w. en is van Z4.
N- 27 verkeerde ook het meest in afgesleten toestand. Indien men bij de
vervaardiging van allen de meest mogebjke juistheid, ook in gewigt, heeft waar-
genomen, zal het wettig gewigt waarschijnbjk ongeveer 3 w. bedragen hebben.
Zonder jaartal zijn meest alle muntern op de Platen XVI en XVII.
De 28 heeft op de vz. de Geldersche en Guliksche helmen met derzelver
helmteekens naar elkander gekeerd. Omschrift , na het versierde Geldersche
kruis in den rand:
I£2IROftVS “ DVR S GSBRIS “TVB S ¿V® 2 (op andere : GO » ¿VN)
Kz. Het Geldersche wapensohild op het hart van een vierbeenig, tot aan de
randen der muht - reikend, hoogst eenvoudig kruis; tusschen deszelfs beenen de
letters: G S B R '
Omschrift:
SDOßSro 1 R “ KOV7C | GSBRS | ßSISS
waarachter, op een ander exemplaar, eene lebe als muntteeken.
Gewigt 2 w. 6 k.
Munt Van een allerslechtst gehalte, als bevättende genoegzaam geene zilver-
deelen. Is van Zs.
De N’ 29- kunnen wij, tot ons leedwezen, niet dan volgens eenen Beelde-
naaT geven.