
dienste stonden, en die meest putteden uit kronijken, wier schrijvers veelal eenige
eeuwen na de tijden, waarover zij handelden, leefden, en mede geene inzage in
de staatsstukken dier eeuwen hadden gehad.
Na van spaen's later gevolgde, doch, helaas, niet verder dan hetin 1814 versehenen
eerste deel uitgegevene, Historie van Gelderland [tot aan 1343}, heeft de ge-
leerde Heer i. A. nijhopf , Opzigter van het Provinciaal Archief van Gelderland, in
de vier quarto deelen zijner Gedenkwaardigheden uit de Geschiedenis van Gelderland
(1), eenen schat van oorkonden, en door inleidingen en aanteekeningen ook
van geleerdheid, bijeengebragt, die een groot licht verspreidt ook over de munt-
zaken van dat gewest, van het einde der veertiende eeuw (eigenlijk van het einde
van jondam’s werk, op het jaar 1286) tot op den dood van Hertog Arnold in
1473. Vurig wenschen wij met alle beminnaars van de Geschiedenis des Vader-
lands, dat dit nitmuntend werk weldra verder vportgezet en althans vervolgd
worde tot op de afzwering van den laatsten Hertog, Fihps I I , en de stichting
der Republiek' (2). .
Naar aanleiding derhalve van de-nieuwe .hulpbronnen, ons hier ontsloten, en
met ter zijde Stelling van de bovengenoemde pontanus, en slichtenhorst , die
alleen yoor de gebeuxtenissen, welke zij zelven bcleefden, of die hen kört vooraf
gingen , belangrijk zijn, zullen wij de voorname verandermgen nagaan, die van
tijd tot tijd in het grondgebied van Gelderland gemaakt zijn.
Het magtige, groote Romeinsche Rijk, welks munten ook onder de vroegste
bewoners van het later genoemde Gelderland, vooral uit de vaste plaats Ncmio-
magum, ,zullen verspreid geworden, althans bij dezelye niet onbekend können
gebleven zijn (blijkens het groote aantal , dat sedert; eeuwen uit den Gelderschen
grond is te vooyschijn gekomen),. -r-, -dat kolossale Romeinsche Rijk viel door de
weelde., den weUust en de brooddronkenheid zijner bewoners en Keizers. De
groote volksvethuizingen hadden plaats; het eene volk werd verdrongen door het
andere, dat weder plaats maakte voor volgende stammen. Geheei Europa scheen
(1) Uitgegeven te Amheni van 1830 tot 1847.
(2) Onder het afdrukken dezes wordt önze wensch in zoo vene vervnld, dat het V8 Deel
het licht ziet, loopende tot het jaar 1492, en omvattende de Bourgondische regering.
door eene íonstuimige zee overatelpt te ziju, wiér baien van het; Oosten fiaar- het
Westen en Zuidèn werden voortgèzweept, en alles met zieh sleepten. Maar toen
die geweldige stormen, welke voomatnélijk in de Vierde en Vijfde'eeuwen gewoed
hebbén, bedaarden, esn Europa eene meer kalme oppèrvlakte; vertoonde, toen
zag men de zäden voor de.i.volgende siaatsgesteldheid. van ons werelddeel ge-
strooid ; de volken, die zieh hiéd en dàar vestigdeff, zouden van den gtond, op
welken zij zieh gehecht hadden, niet moor doér vcägenädcstprinen weder-¡lpsge-
rukt worden. Dáár¡,- .waar torai nag zonder belangnjke. verandering* sedept1 de
alleroüdste berigten, ■ d e . Rijn zieh in drie voorname tukken verdeelde en- door
verschillendé monden uitstortte.in dén groot fen Oceaan,: wopnden in d ie tijden
Saksen , Priézen en Franken ; de Saksen beoosteh'den lJssel (terwijl zich echter
een gedeelte van, hun gebied over ’eene strepk der later dus genoemde Veluwe
uitstrékte);íde'¿Friezen.haddén:hunné:woningen van den‘IJssel benöprden.de W aal,
de Maas en de Scheide? terwijl het noordelijk deel: van het gebied der. Pranken
door de drie laatstgenoemde rivierfen bepaald werd (1 ).
Wan deze drie -volken werden echter derPrankeii weldra de inagtígste.' Zij
kregen allengs: de¡ overhand over de Priezen. en Saksen. J h 692 waren zij met
hunne veitoveringen reeds zpor verre gevorderd „■ daít-zij dé landen tusschen den
Rijn, .de Waal en de Maas in bezit namen, en hutinen höpfdzetel aldaar te
Trieetum en Dorestadus (Utrecht en Wijk: bij Duurstede) vestigden, in welke
laatste stád waarschijnlijk de munten zoo , van'gojidfals zilver-vervaardigd zijn
geworden, welke in Gelderland toenmaals gangbaar waren. — In 775 en 784
deed da magtige FrankemKonihg , Karel de Groóte', het óverige van noordelijk
Nederland voör zijne wapenen bukken, met name hèt tegenwoordige Friesland;
ook moosten de Saksen zieh aan hem onderwerpen.
Bij deze latere veroveringen der P'ianken, en ook bij dèze pnderwerping der •
Friezen en Saksen, werd bij de verdeeling - der landen een andere weg, en wel
een vèel zanbtere , dan bij de vroegere verovering van Gahié ingeslagen;. Wat
aangaat de gewesten, die hét tegenwoordige Gelderland uitmaken, houdt nij-
hofp (2) het voor ten hoogste waarschijnlijk, dat in dezelve alleen de eigen-
(1) Nu HOFF, Statistici van Gelderland, bl. 6. (2) Acngehaald werk, bl. 7.
1*