
Noch . lxiiij marck.
Noch . lv marck.
Noch . . 1 marck.
Noch xlii marck.
Noch . . 1 marck.
Noch lxxv marck.
Summa — iiijc lix marck; hyraff mynen gen. heere ther sleysehat van elck
marck eynen der selvei pennynghen, maickt aen enckle gl.
xixenckle gl. iiiij stuv.//
Ter zijde Staat, met eene andere hand:
n Affirmiert der Assagiere dat M dese penn, in der bussen versocht ende de sel-
ven nae der ordinancien oprechtioh vonden hefft.
Uytgeven dess Muntm' tegen den vurscr. sleysscbat.
In den yrsten den werdeyn van der Munten op-syn loen van vyff- rnaenden ,
soe hy in der rekenynge ij maent tachter bleeff betaelt . xiij e. gl,//
Met eene andere band Staat.ter zijde:
« dyt behoirt mynen he alleyn to betalen, dair tegen der Muntmeister den ysersnyder
betalen sali.//
Item noch aen den selven Peter [d. i. Peter Venboit] betaelt van eynre silveren
bussen daer men dye ostie inne sluyt . ' ^
Item so hebben der Muntmeyster ende der Assagier Broder Gadert then Bos-
sche op ter dachfaert to Bossche gelegen, by den deputierden uyt Brabant gelegen
omb der Munten will &c. die tyt van acht dagen verdain • viii e. gl.
Noch Broder Gadert gedaen daer hy mede to Waghenyngen ryden i e. gl.
hyraff in d e r Rekencamere nae alder gewoente toleggelde gegeven m e. gl.//.
Aan het einde Staat:
» Dat ontfanck tegen dat uytgeven vurgeruert affgetogen, blyfft meer ontfangen
,dan uytg even .....................................• ■ . x i i enckle gl. xx stuv.
welcke xii enckle gl. xx stuvers Broder Gadert der Assagier mynen gen. heeren
opt Loei tot Apeldoem in syne hant gegeven heffit op onser vrouwen Lichtmyss
dach A° xv° ende eyn. •
In presency dess Lantrentmey sters, des Assagiers Broder Gadertz, dess Richters
van Arnhem, Meyster Jan van der Weyden, Knonik (Kanunnik), md Johan Fischer,
Rekenmeister. Gedain ut supra.//
Met eene andere hand S ta a t ter zijde:
// Hyrop hefft hem myne gen. h« eyn compensacie doin geven, ind heffit Zander
van Batenborch in die officy gestelt.//
Deze aanstelling van Sander van Batenborch nu deelen wij mede onder de
Bijlage U. Zij is gedagteekend: op onser Lieven Vrouwen avond purificationis in
den jaere onss Heren dusent vyfihondert ind een.//
Wij laten aan ohze lezers over om in het stuk na te zien, welke munten hij
moest slaan en op welken voet. Zijne rekeningen schijnen verloren gegaan te zijn.
In een Charter (zie Bijlage V), gegeven // des Saterdages nae onser Liever
Vrouwen dach Conceptionis anno 1503,// wordt veroorloofd aan den Muntmees-
ter Sander van" Baitenborch // om den klymmender gülden te maken op twe en-
gels ind eyn doeysken; sal halden krait ind greyn nobel fyn, nae vermoegen
ind vytwy singe syns hoefftbrieffz. //,
Dus bleef het gehalte als vroeger vermeld, namelijk dat van de fijne Engel-
sche Nobels.
Den duibelden stnver zoude hij maken // nae gehalt syns hoefftbrieffs, ind sal
snyden eynen pehnynck meer op ten merck, dan he sus lange gedaen heefft.//
Dus, indien wij ons niet bedriegen, kreeg de Muntmeester verlof om 64
stuks, in de plaats van 63, uit een mark muntmateriaal te vervaardigen.
Verder lezen wij: !
// ain halven stuvers sali hy drye penningen meer snyden op ten merck.//
Dus 149 in plaats van 146, zoo als vroeger.
Het volgende stuk van Hertog Karel, dat op de Munt betrekking heeft, en
door ons onder Bijlage W wordt medegedeeld, bevat een verlof aan Burgemees-
ters, Schepenen en Raad der stad Harderwijk, om, wegens den grooten brand,
die in 1503 aldaar had plaats gehad, de voordeelen te mögen trekken der
munting van: //1“ Eynfoldige stuevers,
2° Halve stuvers.
3° Ort stuvers.
4° Muterkens.’
17