
In 147Q werd Aarnoud in de regering hersteld, maar reeds in 1472 gaf hij,
afgemat door de onaangenaamheden, die de aanhangers van Adolf, aan welker
hoot’d zieh zijne eigene gerualin bevond, hem zonder ophouden berokkenden, zijn
land in pandschap over aan Hertog Karel van Bourgondië, en hij stierf niet
lang daama, te weten op den 24 February 1473.
KAREL DE STOETE.
(1473—1477.)
Nadat Keizer Frederik den Bourgondischen Hertog met Gelderland beleend
had, en deze dus bezit van hetzelve wilde nemen, verZetteden de voomaamste
steden van dat gèwest zieh echter tegen hunnen nieuwen Heer. Hij belegerde
daarop Nijmegen, en maàkte zieh in 1473 van deze Stad meester (1), in welke
hij de Hertogelijke munt vestigde,
Omirent de munten van Karel den Stouten voor Gelderland, zoo straks door
ons te beschrijven, zijn ons door den Heer c , p i o t , Ambtenaar bij de Archiven
van het Koningrijk België te Brussel, merkwaardige bijzonderheden medegedeeld
in het He Deel van de Heme de la Numismatique Belge (Bruxelles 1845), bl.
251__253. Alvorens tot deze mededeeling over te gaan, spreekt de Heer p io t
over de munten van Karel den Stouten in het algemeen, en zegt :
//Les monnaies de Charles le Téméraire, quoiqu’apparténant à une époque
//assez rapprochée de nous, sont celles, frappées par les ducs de Bourgogne,
// sur lesquelles nous avons le moins de renseignements. Ceci. n’a rien d’éton-
, nant, lorsqu’on réfléchit au caractère de Charles. Né guerrier et toujours en
//lutte ouverte contre les intrigues et les difficultés suscitées par la politique de
//la France, il avait fort peu de moments ä donner aux soins de l’administration
// de sa monnaie.
(1) Zie het een en ander nit gelijktijdige bronnen omstandig bijeengetrokken bij va-
HOFF, GecUnhoaardigheden, D. V, bl. IX—xiv.
v Nous avons cependant quelques documents à communiquer concernant la mon-
// naie du Téméraire; car il devait bien songer un peu, quoiqu’il le fit rarement,
F à la monnaie, ce nerf de la guerre.
//'Il fit, peu ; de temps après la mort de son père, Philippe le Bon, le 13
»Octobre 1467, une ordonnance générale sur les monnaies, conoue d’après les
//conseils des députés des différentes provinces de par deçà.
//Il resuite,// enz. %h >
En verdér, met betrekking tot Gelderland, zegt hij5
// Enfin il se décida à faire battre monnaie dans la Gueldre.//
Zie overigens Berne, page -251—253; wij laten dat stuk hier achter volgen, als
Bijlage onder letter F.
Hoëwel Karel, gelijk wij zoo even zagen, in den aaHvang van zijn bestuur
over Gelderland, te Nijmegen liet munten, schijnt echter de inrigting eener
Algemeene Rekenkamer te Mèchelen er invloed op gehad te hebben, dat de
Geldersche Munt weldra naar de verblijfplaats van den Stadhouder, t. w.
Arnhem, overgebragt werd.
De Heer nijhotp zegt in zijne Gedenfaoaardigheden, D. V, ,bl. xxv, dat de
inrigting der Algemeene Rekenkamer te Mechelen daarop inzonderheid berekend
was, om het raderwerk van het gànsche geldelijk bèheer, met draden, die te
Mechelen zàmengehouden en daar bestuurd werden, in beweging te brengen.
Daarom was haar 00k aanbevolen, kennis te nemen van den toestand van het
Muntwezen, en, in overleg met de Muntmëestejs'in de verschillende gewesten
onder Karel’s heerschappij, jj voorslagen te doen tot verbetering der daaxbij be-
staande misbruiken.
Nadat nu Karel aanvankelijk te Nijmegen had laten munten , werd , misschien
ten gevolge der genoemde verordeningen, te Mechelen ;eene nieuwe' instructie
voor den Muntmeester in Gelderland ontworpen, welke nu te Arnhem die bedie-
ning zou uitoefenen. .
, Onder N° 8’3 zijner Oorkonden in gemeld Ve Deel, vermeldt de Heer nijhofp
een stuk van 30 April 1476 , waarbij jaspar heylich jordaanszoon , poorter
te Arnhem, in de Rekenkamer des Hertogs.van Bourgondië te Mechelen versehenen,
aanvaardt //de bediening van meester-particulier van de Munt des