
Wij hebben oneindige moeite aangewend om de door' ons uit met minder
dan zeventien verzamelingen bijeengebragte munten van Karel van Egmond,
volgens de zoo dadelijk te vermelden Ordonnantien, te rangschikken, doch het
is ons ten «»iwien van een zeer klein gedeelte slechts gelukt, daarin tot onze
eeheele voldoening -te kunnen slagen.
In het Charter van 8 Mei 1492, dat Karel kort na zijne terugkeer rut de
Eransche gevangenschap-gaf, en dat door ons als Bijlage K wordt medegedeeld,
stelt hij Thomas die Greve te Nijmegen tot zijnen Muntmeester voor zes jaren
aan, en gelast hem te doen vervaardigen: ,
1 ° Eenen gulden penninck op maniere van eynen enckelen Rynschen Gulden als
nu die fursten- op ten Ryn und andere vrome stede.as Deventer und Swolle
munten dair men op ten tollen baven ind beneden mede betaiep mach. .
Het gehalte zoude zijn van 18 karaten, of voor f uit zuiver goud be-
staan; 75 zouden er uit een mark vervaardigd worden , en ’s Hertogeri regt
op de munt of sleschat (sic in het stuk) zoude £ gulden of 1% bedragen.
Deze munt was waarschijnlijk de N° 1 der door ons afgebeelde gouden munten.
2° Eenen silveren penninck-op ordinancie van eynen vueryser.
Het gehalte zoude zijn »-9 penn. 13 greyn fyns silvers// of 85 zouden
er uit de m a r k gesneden worden, en de sleischat zoude 1 penning zrjn,
dus van iedere 85 den voor den Hertog.
, Waarschijnlijk is het deze muntsoort, waarvan wij op PI. XVI, onder
N° 11 en 12, twee exemplaren mededeelden met het opschrift op de kz.:
IB ©OVUMOT® 1BV2S VIVIFIG22STI £12®
doelende op ’sHertogen dankbaarheid voor zijne terugkomst m zijne- Erfstaten.
3» Eenen silveren penninck op ordinancie van § vueryser.
])e-gehalte was 4 penn. 18 greyn; er gingen 86 stuks in de Troysche'
mark en de sleischat was een der gemunte stukken.
Misschien was het de N" 13 van onze Plaat XVI.
4» Eenen’ silveren penninck ter ordonnancie van eyn vierdedeel van , e^nen
^Gehalte 3 penn. 12 greyn; er gingen er 130 in de Troysche mark en de
sleischat- was wederom een der gemunte penningen.
Bij Charter van den zelfden 8 Mei 1492 (Bijlage L) werd, om.de daarin
aangegevene redenen;, aan Boermond verlof verleend om te laten slaan:
„ Sylveren gelde off penningen, ’ den meisten pennynde van der weirden tot
//enen alden braspennynck-toe, und dair onder, halve., dordeylen off virdeleu,
//und kleyne gelt ind onder onsen naem, wapen ind ;helmteÿkén„ off onder
n tytell ind wa/pene onser stat van Ruremunde vorscr.//
Het schijnt dat, om welke reden dan ook (misschien was hij overleden), de
in 1492 voor zes jaren te Nijmegen aangestelde Muntmeester Thomas die Greve
dat ambt niet meer kon waarnemen ; althana op Donersdach in Octavo Sacramenti
1496, werd (zie Bijlage M) Niclaes Nyber, Burger van Nymegen, mede voor
-zes jaren tot Muntmeester aangesteld.
Hij ontving last om binnen Nijmegen, of elfe*,.te slaan:
1 ° Eynen golden pennynck onder ónsen naeme ind wapen as Gelre, Gulick ind
Zutphen , op manieren van eynen enckeleh Rh. Gl. enz._enz.
Gehalte 18 kar.; 7-5 in de TroySehe mark; sleischat I stuk.
Deze munt zoude gelden 34 //onsèr stuvers,// d. i. natuurlijk Gelder-
sche stuivers uit dien tijd. Het stuk. was waarschijnlijk even als de Rijngul-
den van 1492 .gestempeld, en dus, naar wij meenen., als N” 1 op Pl. XV.
2° Eynen Gelreschen Gulden geheeten mit- tween cleymmenden leeuwen, sal
balden 15 karaat; — 75 gingen in de Troysche mark; de Hertog zoude
van die 75 er twee tot sleischat hebben (dus eene belasting van 2,6 à 2,7%).
Deze munt zoude gelden 31 stuivers.
Het was een van onze munten N“ 2 , .3, 4 of 5 - op Pl. XV.
3?-:: Eynen -halven enkelen Gulden.
Gehalte 18 kar. min een grein. Er moesten 152 in de mark gaan; 2
van deze ontving de Vorst tot sleischat. Zij zoude 17 stuivers gelden.
- Tot dus verre is -ons de munt noch ’in het .oorspronkelijke in j eenige ,ver-
zameling, noch ergens in afbeelding voorgekomen.
4° Silveren pennynck geheyten, eynen ;sleper (d. i. slaper of teston).
Het gehalte was 11 penn. min vVierogrein ; 25f- stukken werden uit-een
mark gesneden , ea j sleper was de sleischat.