
»den geestimiert werden, fuegen wij u ersame daer op vur antwort, dat wij daer
»op bericht werden dat die -drye leste reynalduss arnhemsche gülden maecken
fftwee golt-gulden ind werden genoempt blaeuwe gülden, dat selve wij nyet
»verhalden hebben willen u Ers. die'Got almachtieh in geluckzaliger waelfart
»behueden ind bewaeren will. Geschreven op Gudesdach nae nyhejaers dach
»anno xlij [d. i. 1542],
u Burgemeyster, Scepen ind Raidt der Stadt Arnhem.»
Het opschrift is;
» Aen Ersamen, wijsen ind vursichtigen Burgemeyster,
Scepen ind Raedt der Stadt Harderwijck, onsen
bysunder günstigen gueden vrunden.»
Aldaar. Beide de afgebeelde mnnten N" 3 en 4 bevinden zieh in het Munt-
en Penningkabinet der Leidsche Hoogeschool.
Aldaar, reg. 5 van onder, staat: 23 half. Men moet dit, in den geest der
munttaal .van dien tijd, verstaan als: 22j.
Bl. 71. De Rijns-giddens (of Aemhemsche Gebesche gvldens) waren die met
de type van PI. VI van Maria N" 1, en aldaar van Willem N* 1 en 2 ; de
Gelresche gülden {Blau-guldeh) onze N" 3 van PL VIII; de Reinaldus-gulden
onze PI. IX, N" 4.
Bl. 72. N' 9—13 bevinden zieh in de Verzamelingen der Leidsche Hoogeschool
, in die van de Heeren d e r o i j e , b e c k e r , k e e r , k a a n , m e i je r , s t r ic k e r
en in de onze.
Aldaar, laatste regel. Dit muntje bevindt zieh in de verzameling van wijlen
den Heer j . b e c k e r b z . te Amsterdam.
Bl. 73. De N° 14, 15 en 16 bevinden zieh ongeveer in de zelfde Kabinetten
als de N° 9—13. Verder in dat van den Heer 1“ Luitenant d e v e i j e te
Arnhem.
Bl. 79. N” 5 bevindt zieh in de verzamelingen der Heeren o ü in tü s te Gro-
ningen en s e r r u r e te Gend.
Bl. 81. N« 11 berust in de verzamelingen der Heeren s t r ic k e r en m e i je r
Je ’s Gravenhage en van den Heer va n d e r m e e r te Tongeren,
Aldaar. N° .13 berust in de verzameling der Leidsche Hoogeschool, in die
van den Heer 1. w. va n d e r n o o r d a a . te Dordrecht, enz. enz.
Bl. 82. Van N" 16 is ons later nog een exemplaar geworden door de goed-
heid van de Heeren e . c . j . d e w i j s en Dr. h .- ra pm ü n d te ’s Hertogenbosch; op
hetzelve is de heim op de voorzijde eenigzins duidelijker, en vooral zijn duide-
lijk de 4 wapenschildjes op de keerzijde. Dat in den regter bovenhoek is Nijmegen
, waarbij op het onze het opperschildje gemist wordt. Het onderste aan die
zijde is dat van Roermond. In den linker bovenhoek staat dat van Zutphen,
zeer kennelijk aan het ankerkruis. Van onder bevindt zieh Arnhem. In het
hart des kruises is alleen een klein bolletje te zien.
Achter het slot des opschrifts staat een afbrekingsteeken-aldus:
2SGSHS'.
De graad van zeldzaamheid is alzbo tot op heden Z5.
Aldaar, reg. 2 van onder. - Kabinetten van Z. M. den Koning, b o o n z a i je r
te Gorinchem, en wijlen de Heeren b e c k e r en k a a n . Terwijl wij dit neder-
schnjven, denken wij niet zonder weemoed, tevens de broosheid van het men-
schelijk leven overpeinzende, aan onzen Numismatischen vriend, den Bd. Achtb.
Heer k . k a a n , op den 17 Bebruarij 1852 te Haarlem door den dood aan de
wetenschap en zoo vele nuttige inrigtingen, die hij belangeloos en ijverig voor-
stond, ontrukt, Hij was, volgens zijne ons gedane mededeeling, in der tijd
door belangrijke bijdragen gevolgd, de ontwerper der Prijsvraag, van welker be-
antwöording dit deel het tweede is, Bijaldien de kundige man den omvang
derzelve regt had ingezien, hij zoude voorzeker er het onderwerp van minstens
acht Prijsvragen van gemaakt hebben, waartoe toch allengskens gelegenheid wäre
geweest, aangezien wijlen de Heer p ie t e r t e y l e e van d e r h ü l s t bij uitersten
wil aan het Tweede Genootschap van de door hem daargestekle Stichting het
telken vijf jaren opgeven eener Numismatische Prijsvraag had vöorgeschreven.
Aan Stoffe voor zulke Prijsvragen begreep de waardige man te regt, dat het nimmer
zoude ontbreken.
Bl. 83. N° 18 komt voor in de verzamelingen der Leidsche Hoogeschool,
van de Heeren m e i j e r , wijlen b e c k e r ;, van Schrijver dezes, enz; , en is thans
van Z2. .