
 
        
         
		Meester particulier  van  de Géldersche munt.  
 Wie  dit ambt bekleed  hebben,  bl.  87,  88. 
 Meeuwen.  Muntsoort,  bl.  64;  haie  waar-  
 schijnlijke  naamsoorsprong,  aldaar. 
 Megen  (Lelyarts  van) ,  bl.  277 ;  achtste bot-  
 drager  van  —,  bl.  55. 
 M e i j e r   (De  Heer  J.  F.  G.),  Muntknndige  
 te  ’s Gravenhage,  bl.  6 ,  8 6 ,  41  noot,  
 893,  894,  416,  enz. 
 Meneta.  Stempelsnijdersfout  op mnnten,  bl. 
 35. 
 MenscAenkoofd binnen  een  parelránd.  Zeld*  
 zame  voorstelling  op  de munten  van  Graaf  
 o t t o   I I ,  bl.  16,  17. 
 Mentz  (Mnnten  der  stad),  bl.  423,  noot. 
 Merck.  Zie  Mark. 
 M e b l e   ( v o n ) ,   KoUmische  Münzsammlung,  
 bl.  276. 
 Merovingers  (Munt  dei),  bl.  5  noot ;  Gôud-  
 smeden  en  Munters  de  zelfde  personen ten  
 tijde  der —,  bl.  184, 
 Meurs  (De  Graaf van).  Zie  o p   v i n c e n t . 
 Michi  voor Mihi,  bl.  192. 
 M i c h i e l s   v a n   Y e e d u y n e n   (De  Baron),  
 Muntkundige  te  Maastricht ,  bl.  6 ,  10,  
 enz. 
 Middel-groten.  Muntsoort,  bl.  278. 
 M i e r i s   ( f c   v a n ) ,   Munten  en zegels der Bis -  
 schoppen van  JJtrecht,  aangehaald en waar-  
 schijnlijk  verbeterd,  bl.  18;  Charterboek  
 van  Holland,  Zeeland  en  Westfriesland,  
 bl.  65. 
 Mijnen  (De  Muntheeren,  waarover  Koning  
 f i l i p s   II   zieh  beklaagt,  geene  bezitters  
 van),  bl.  236. 
 Miji,  bl,  65,  181,  212;  stukken  van  twee  
 mijten,  bl.  178 ;  hoe vele  mijten  op  eenen  
 stuiver,. bl.  247. 
 MfLÁÍi  VISCONTI.  Zie  VISCONTI. 
 Minderjarigheid  van  k a r e l   van  Egmond  
 (Munten  der),  bl.  102—104. 
 Minder jarigheid  van  k a r e l   Y   (Brabandsche  
 en  Limburgsche  mnnten  der)  bl.  148. - 
 Mispelbioemen  (takje)  op Geldersche munten,  
 bl.  9 ,  16;  schild  met  dezelve,  aldaar;  
 Mispelbioemen  tusschen  de beenen van  een  
 kruis  op  munten,  bl.  20. 
 Miten.  Muntsoort.  Zie Mijt. 
 Moderatie  op  de Munt,  bl.  188. 
 Moetoen  (Búllele,  eigenlijk  zware) ,  of mou-  
 ton  van  Hertog e d u a r d ,   bl.  89;  de  dub-  
 bele of zware moetoen alleen  aan Nederland  
 eigen,  bl.  89,  8 8 6 ;  Mottoen  of Moetoen,  
 bl.  267,  noot  4. 
 Mombaer.  Zie  Momboir. 
 Momboir of Voogd (W i l l e m   van Gulik) over  
 zijnén  mindeijarigen  zoon,  bl.  47. 
 Moneta Elborgensis.  Opschrift op eene munt,  
 bl.  24. 
 Moneta  Geíriencis.  , Opschrift  op  munten,  
 bl.  24. 
 Moneta Herderwich.  Opschrift op eene munt,  
 bl.  24. 
 Moneta Novimagensis.  Wanneer  dit opschrift  
 het  eerst  op  munten  voorkomt,  bl.  2 1 . 
 Moneta  de  Herd?,  bl.  25. 
 Moneta  de  Rurm.,  bl.  25; — Ruermunden,  
 bl.  26. 
 Moneta  Embricensis  opidi,  bl.  34. 
 Moneta  Gelderensis,  bl.  45. 
 Moneta  Gelrens",  bl.  82. 
 Moneta Maesboemmlns,  bl.  36. 
 Moneta  Oienensis,  bl.  56. 
 Moneta  Venlensis  civis,  bl.  63. 
 Moneta  Voleho,  bl.  26, 
 Moneta  Wenlensis  civita',  bl.  63. 
 Monnoies  en  or  et  en  argent  d/u  Cabinet  de  
 Vienne,,  bl.  166,  427,  435,  436. 
 Monnoye  bla/nche,  bl.  196. 
 Mon/noyes  de  Lorraine.  Zie  d e   s a d l c y . 
 Monogram  op  munten,  bl.  98. 
 Mottoen.  Zie  Mouton. 
 M o n t m o r e n c y   ( F i l i p s   v a n ) ,   Graaf  van  
 Hoome,  Stadhouder.  van  Gelderland,  bl.  
 214. 
 M.  Roermudensi.  Opschrift  op  eene  munt,  
 bl.  30. 
 Muyterken.  Zie  Muter. 
 Mulheim  (Munt  geslagen  te),  bl.  421. 
 Municipaalregten,  bl.  10. 
 M u n n i c k s   v a n   C l e e f f   (Kabinet  van  den  
 Heer)  te  Utrecht,  bl.  384,  885,  413,  
 enz. 
 Murbster  (De  Bisschop  van)  had  zijné  partij 
 in  Gelderland  tijdens  de  mindeqarigheid  
 van  k a r e l   van  Egmond;  bl.  94. 
 Munt.  Komt van  Moneta, bl.  218; waartoe  
 ingesteld,  bl.  240;  de  Keizer  opperheer  
 derzelve,  ook in Gelderland : die ze in  leen  
 uitgaf,  bl.  264;  gedachten van  g h e s q u i é -   
 r e s   omtrent  de  — ,   bl.  114;  handelwijs  
 der  Torsten  in  de  Middeleeuwen  omtrent  
 de —, bl.  14;  r e i n o ü d   I II,  en  ook zijne  
 opvolgers,  waren  niet  ten  volle  meesters  
 omtrent  de  —,  bl.  43 ;  de  Hertogelijke  
 Geldersche —  te Nijmegen  gevestigd,  bl. 
 •  86. 
 Muntbus.  Waartoe  die  diende  en  hoe  daar-  
 mede  gehandeld  werd,  bl.  297. 
 Muñtckarters  van  Hertog  e d t t a r d ,  vermeld  
 bl.  42 ;  zijn de oudste in hun geheel voor-  
 handene  van  Gelderland,  aldaar. 
 Munteknechte.  Naam  der  Muntgezellen,  bl.  
 126. 
 Munten  der Hertogdommen Brdbanä en Limburg  
 (Be),  aangehaald  bl.  27  noot,  8 8 ,  
 39,  40,  51,  52,  98,  99,  148,  171,  
 172,  174,  175,  176,  193,  196,  199,  
 208,  209r  221,  222,  223,  229,  264,  
 402,  404,  406,  407,  411/425,  432. 
 Munten  der  Heeren  en  Steden  van  Gelder-  
 land (Be),  bl.  17,  22, 59, 67,180,192,  
 213,  236,  240,  246,  256,'276,  885,  
 896,  400,  414,  416. 
 Munten  (Be)  van  .Vriesla/nd,  Groningen  en  
 Brenthe,  bl.  80,  46. 
 Munten  (Be)  der Bisschoppen, van  den Heer  
 en  de  Stad  Utrecht,  bl.  151,  199,  230,  
 380,  401. 
 Munten  (Be)  der  Heeren,  Steden,  alsmede  
 van de Provincie Overijssel, bl. 199, 230,  
 247, 
 Munten  (Be)  der  Graven  en  Gravinnen,  alsmede  
 der  Heeren  in  het Graaf schap Hol- \  
 land,  bl.  89,  199, 223,  230, 246, 247,  ¡ 
 277. 
 Munten  (Be)  der  Heeren  en Steden vom Bra-  
 bamd  en  Limburg,  bl.  246,  247,  278, 
 432. 
 Munter,  muntgezel,  enz.,  bl.  242. 
 Munters  (Eenvoudige toéstellen der),  bl. 135. 
 Muntgezel of Muntknaap.  Zie Mv/nter ;  ge-  
 tal  der muntgezellen onder k a r e l  van Egmond, 
   bl.  144;  doch  vergeliik  vooral bl.  
 425. 
 Muntgewigtje of Munt  (?) ,  bl.  103. 
 Mmtijzers of stempels, waar  die mogten  ge-  
 sneden worden,  bl.  815. 
 Mwntmateriaal,  bl.  1 1 2 . 
 Mmtmeester  (Oudste  bekende  Geldersche),  
 bl.  55,  56; werd  van wege  den  Yorst ge-  
 kleed,  bl.  125;  een  Hertogelijke — ,  die  
 meer  ontvangt  dan  uitgeeft,  bl.  146;  een  
 Amhemsche  klaagt  den  Raad  van  Frankfort  
 voor  het  Yeemgerigt  aan,  bl.  435. 
 Mu/ntmeesters  van  particulière  Heer en,  hoe  
 die  zonder  eeuig  toezigt  munteden,  bl.  
 236 ;  hoe  zij  aan  muntmateriaal  kwamen,  
 aldaar. 
 Muntmeester8rekenmgen,  bl.  802,  enz. 
 Muntmeesterszegel,  bl.  297. 
 Muntordonnantien,  bl.  109. 
 Mwnttype  (Brabandsche),  bl.  50. 
 Münzbelustigungen.  Zie  k ô h l e r . 
 Museum  van Nationale  Oudheden.  Zie Oud-  
 heden. 
 Muter.  Zie  Muters. 
 Muterkens.  Zie Muters. 
 Muters.  Waarschijnlijk  de Geldersche  naam  
 van  Mijten,  muntsoort,  bl.  112;  hoe  vele  
 er  op  een  lood gingen,  aldaar ;  verder  bl.  
 114,  425;  heetten  ook Muter ken  en Mut-  
 ken,  bl.  115,  117,  119,  416. 
 Mutken.  Zie  Muters. 
 Muts  (Hertogelijke)  op  munten,  bl.  156;  
 netvormige —  op  munten ,  bl.  1 1 . 
 N. 
 Naam en  titel komen op de munten van Graaf  
 o t t o   II  nog  niet  voor,  bl.  16. 
 Namaaksel of nabootsing  (geen  conterfeitsel)  
 van Engelsche munt in Gelderland, bl. 31. 
 Namen.  In  deze  stad werd  in Maart 1480  
 de  Geldersche  Muntmeester  benoemd,  bl.  
 92;  zie verder  bl.  284,  287;  de twee eenir  
 ge  bekende  gouden  muntsoorten  van —.  
 bl.  897  noot.