
 
        
         
		Nancy  (K a r e l   de  Stoute  in  1477  gesneu-  
 veld  te),  bl.  9L;  wapen  dezer  stad,  bl.  
 888. 
 N a s s a u   ( H e r m a n   v a n )   van  Zwolle, Munt-  
 meester  te  Zntphen,  bl.  118;  uitdrukke-  
 lijk  aangesteld  als  de  eenige  binnen  de  
 vierdelen van Zntphen en Arnhem, bl. 306. 
 Nederlandsch pond (Yerliouding  van het)  tot  
 het  Trooische mark,  bl.  268  noot. 
 Nederlandsche  kroon.  Zie  Zonnehroon. 
 Nederlandsche  Letterhunde  (Maatschappij  
 van),  bl.  182. 
 Negemanneken,  bl.  876.  -  Zie  Neghenman•  
 neken. 
 Neghenmanneken,  bl.  81,  210,  286;  half  
 negenmenneken,  bl.  822;  of coperen halff  
 oerd,  bl.  875. 
 Neomagvm of Noviomagum,  bl.  4. 
 N e t t e s h e im   (De  Heer  I1.  C.)  te  Gelder,  
 Numismaticus,  bl.  427. 
 Neuss.  Zie  Nuis. 
 Nhaemen  (Peter van),  d.  i.  in het Geldersch  
 dialect  Namen,  bl.  397. 
 Niers  of Nyers,  rivier,  bl.  270. 
 Nieuw-Bourgondie  (Wapen van),  bl.  88. 
 Nieuwe Gelderscke munt, niet  in  omloop  ge-  
 bragt,  maar  versmolten,  bl.  185. 
 N i j b e r   ( N i c l a e s ) ,   Burger  van  Nijmegen,  
 Muntmeester in Gelderland,  bl. I l l , 294,  
 298,  299,  300,  809;  ook  te  Utrecht,  
 bl.  319.  Gissingeri  omtrent  eene  waarschijnlijk  
 door  hem  geslagene  munt,  bl.  
 419. 
 N i j e m e g e n   ( J a n   v a n ) ,   IJzersnijder  a a n   de  
 Munt  te  Mechelen,  bl.  96. 
 Nyhen  Gel/resschen  gulden,  bl.  47. 
 N i j h o f f   ( J .   A . ) ,   Gedenkwaardigheden uit de  
 Ge8chiedenis  van  Gelderland,  bl.  2,  29,  
 31,  34,  35,  43,  44,  45,  47,  48,  53,  
 54,  55,  57,  6 6 ,  74,  75,  85,  87,  8 8 ,  
 91,  95,  109,  268; Statistiek van Gelder-_  
 land,  bl.  3,  noot,  8 ,  15;  Bijdragen voor  
 Vaderlandsche  Geschiedenis  en  Oudheid-  
 kunde,  bl.  192,  418,  436. 
 Nijmeegsch  mnntje  (Zeker),  onzeker  of Gra-  
 felijk,  bl.  17. 
 Nijmegen eene'villa  regia  of Keizerlijk Hof, 
 bl.  1 0 ;  munten  binnen  deze  stad  gesla-  
 gen,  bl.  9,  11,  12,  17,  21, 41, 55, 56,  
 57,  59,  71,  72,  79,  82,  8 8 ,  89,  90,  
 878 ,  enz.  enz.  Tot  dus  verre  zijn  niet  
 teruggevonden  de  croon  en  rosenobel  van  
 deze  stad,  vermeld  bl.  256;  verdere  ste-  
 delijke  munten  opgeteld  bl.  427. 
 N i k o l a a s   (De  Heilige),  Beschermheilige  
 van  Kampen,  bl.  419. 
 Nimbus  om  het  hoofd  van  J o h a n n e s   den  
 Hooper,  bl.  60;  Nimbussen,  bl.  175. 
 Nimegivm.  Oude  naam  van  Nijmegen  op  
 eene  munt,  bl.  1 1 . 
 Nobels  (Engelsche en Ylaamsche)  in Gelderland  
 gangbaar in de vijftiende en zestiende  
 eeuwen,  bl.  222,  228,  252,  230,  395,  
 897,  enz. 
 Nobilis  vir.  Oudste  titel  der  Geldersche  
 Yorsten,  bl.  264. 
 N o o r d a a .  (Verzameling van den Heer J. W.  
 v a n   d e r )   te Dordrecht,  bl.  33, 893.  Een  
 geschrift van dezen Numismaticus, bl. 886. 
 Noord-Brabandsch GenootSchap  (Yerzameling  
 van  het), bl.  101,  394,  416,  431. 
 Noord-Nederland (Evaluatie van munten in),  
 bl.  152. 
 Norwich,  Engelsche  muntplaats,  bl.  265. 
 Novimage  [Moneta  de).  Opsehrift  op  eene  
 munt  van  Hertog  e d u a r d ,   bl.  41. 
 Noviomagum  of Nijmegen,  bl.  2. 
 12 R JE> 2£.  Wat  deze letters  op Geldersche  
 munten  beteekenen,  bl.  58. 
 Nuis  (Munt  van  Neuss  of),  bl.  423. 
 Numagen  (?).  Opsehrift  op  eene oude Geldersche  
 munt,  bl.  9. 
 Numagene.  Opsehrift  op  een  muntje  van  
 Graaf  o t t o   I I ,  tusschen  1248  en  1271  
 geslagen,  bl.  17. 
 Num.  argeteus  gele  i/n  noie  xri.  Opsehrift  
 op  Geldersche  munten,  bl.  96. 
 Nvmeraw  (Het),  waardoor  dit  voomamelijk  
 verdwijnt,  bl.  230. 
 Numismatic  Chronicle,  aangehaald  bl.  31. 
 Numismatiek  (Honderde vragen in  de),  zeer  
 moeijelijk te beantwoorden,  bl.  140. 
 Nvmismatique  du  moyen  age.  Zie  l e l e w e l . 
 O. 
 Obolen.  Geldersche munt,  de  helft  van  den  
 denier,  bl.  19,  28;  halve.dito,  bl  30;  
 Oboli.  Erankische muntsoort, bl. 5, noot. 
 Observations  sur  la Monnaye des Pays-Bas,  
 par  l e l e w e l ,   bl.  1 0 . 
 Octmen  Petri  ad  vincula,  bl.  118. 
 Odoorn  (Munt  gevonden te)  in  Drenthe,  bl. 
 55. 
 Offergelt  aen  de  Mmtergesellen  tzo  Kors-  
 mis,  bl.  144;  verder  bl.  149. 
 Ogiven in  de  sieraden  van  munten,  bl.  61. 
 Oienensis  [Moneta).  Opsehrift  op  Geldersche  
 munt,  bl.  50. 
 Oyen (Kasteel van).  Muntplaats  van Herto-  
 gin  m a r i a ,   bl.  47  en  388;  van  daar  
 Oyensche goudguldens of Ma/riaguldens, bl.  
 48;  ook  kroonen,  bl.  49.  Het  kasteel  
 thans geheel  afgebroken,  bl.  48, noot; zie  
 ook  bl.  8 88,  389. 
 Oirber.  Zie HeimeUcke  oi/rber,  enz." 
 Oirt  stuver.  Zie  Stuiver.  _ 
 Omklemming  van wapenschilden,  bl.  78. 
 Once.  Welk  deel  van  een  mark,  bl.  112. 
 Ondeelbaar  (Gelderland^  Muntgeschiedenis  
 eigenlijk),  bl.  261. 
 Ondenoerdeyn ofWaardijn.  Zijn ambt, bl. 297. 
 Ontvmgen van geconterfeit geld  (Zware straf-  
 fen  op het),  bl.  182,  185,  288,  enz. 
 Onwill  ind  affsettinge  des  (Gelderschen ?)  
 gelts  in  Brabant,  bl.  148. 
 Onzekere  Geldersche munten,  bl.  6 ,  7,  264. 
 Onzekerheid  in  de  munten,  bl.  114. 
 Ooy  (De  Heerlijkheid),  leenroerig  aan  Gelderland  
 geworden,  bl.  15. 
 Oord  (Zil/oeren)  of oord stuiver,  bl.  108. 
 Oorlog  (Eijzing van  den prijs  des  gelds  door  
 den),  bl.  254. 
 Oorlogen,  doen  het  geld  buiten  Gelderland  
 gerakeri,  bl.  67. 
 Oosten  (De ICruisvaarders  brengen  de  paauw-  
 vederen  uit  het),  bl.  ,86. 
 Oostenrijk  (De titel  van) op Geldersche munten, 
   bl.  95. 
 Oost-Vrieschegoudguldens,  bl. 181 ; deze wer-  
 den  ook  Embder  guldens  genoemd.  ' 
 Oostersche volken (Voorstelling van den leeuw  
 bij  de),  bl.  89. 
 Opgravingen (De kleiiiste munten uit de Mid-  
 deleeuwen, waarschijnlijk  door  hare nietig-  
 heid  verloren  gegaan  bij),  bl.  72. 
 Opidum..  Opschnft  op  munten,  bl.  84,  57;  
 later  komt  Civitas  voor,  bl.  34. 
 Opper- Gelder,  bl.  62. 
 Oppid/um  Zutphaniense.  '  Oudste  naam  van  
 Zutphen, bli  8 ; Embricense opidum, oudste  
 naam van  Emmerik,  bl.  84;  opidum Her-  
 derwicffnse,  bl.  57. 
 Oprechte weerde  eener munt,  bl.  185. 
 Opsch/riften  (Twee reijen)  op eene Geldersche  
 munt,  bl.  80,  166;  op  een  zeerel,  bl.  
 430. 
 Opzigter  van  het  Provinciaal  Archief.  Zie  
 N I JH O F F . 
 Ort  stuver.  Zie  Stuver. 
 Ossen  voor  den  Hertog gekocht,.bl.  117. 
 Oswa l d u s ,   Grave  van  den  Berg  (Daalders  
 van),' bl.  246. 
 O t t   v a n   W e l i j ,   *s Muntmeesters  dienaar,  
 bl.  126. 
 O t t o   van Saksen, Boomseh-Koning,  bl.  11. 
 O t t o ,   Heer  van  ikhtphen  in  1039,  bl.  7 . 
 O t t o   v a n   G e l d e r   (Bisschop);  een  muntje  
 aan dezen  door v a n   m i e r i s   toegeschreyen,  
 behoort  hem waarschijnlijk  niet,  bl.  18. 
 O t t o   I   (Munten  van  Graaf),  bl.  10—11. 
 O t t o   I I   (Munten  van  Graaf),  bl.  15—18! 
 Oud-Bourgondie  (Wapen  van),  bl. .88. 
 Oud-Buitsche  letter,  bl.  93. 
 O u d e m a n   (Yerzameling  van Mr.  A.) te Groningen, 
   bl.  481. 
 Oudheden  [.Museum  van  Nationale),  lieve-  
 lingsdenkbeeld van den Schrijver, bl.  135, 
 424. 
 Over-  en .Neder-Betuwe,  bl.  15. 
 Overijssel  door  den  Utrechtschen  Bisschop  
 aan  GeVre  verpand,  bl.  22;  Munten  der  
 ffeeren,  Steden,  alsmede  van  de  Provin-  
 we  bl.  199,  280,  247. 
 Overijsselsche  Almanak,  enz.,  bl.  432. 
 Overijsselsche  steden  (Gouden  guldens  der  
 drie) ,  bl.  152. 
 Overkwartier  van  Gelderland,  bl.  5.