
Anno acht ende tsoeventich.
Den nobell mitte rose (1) . . lxviij st.
Den Henricus nobell (2) . . . . . " . lviij st.
Den Vlaemschen nobell (3) . . . . . . lvi st.
Die halve angelotten ende vierendeelen van dien elck nae advenant (4).
Den Leeuwe (5) . . . . . . . xxxvi st.
Die Rijder (6) ende Hongerse dukaten . . . xxix st.
Die fransehe cronen . . . . . . . xxvij st.
Den Bonrgoenschen gl. (7) . . . . . xxiiij st.
Den Wilhelmus Schilt . . . . . . . xxiiij st.
Den Kenrvorster gülden ende Johannes Schild tot . xxiij st.
Silver gelt.
Die dubbele Philippus ende Carolus (8) . . ii st. viij miten.
Die enckele daeraff naer advenant.
Die stoters olde ende nyeuwe . . ii st. ende xviij miten.
Die halve ende vierendeelen van de vurscreve stoters, grote braspenning ende
Philippus, gebeten olde st., dubbelde blancken ende andere blancken mitten
lelien (9) op haer olde kourts.
(1 ) Later genoemd Rozenóbel, ha Engeland ook Rial, munt geslagen onder de regering
van Koning Eduard IT (1461—1483) en ook eenigen tijd daarna.
(2) Geslagen onder de regeringen der Köningen Hendrik IT—T I , 1399—1461.
(3) Munt van Graaf Eilips den Stouten, 1884—1404.
(4) Dit zal moeten gelezen worden, even als in de hier na volgende evaluatie: die halve-
ende vierendeelen van dien ende angelotten nae advenant. De angelotten dagteekenen sederti
den Engelschen Koning Hendrik T I (1422—1461).
(5) Munt van Eilips den Goeden voor Brahand, Tlaanderen, Henegouwen on Holland.
Zie onz e Munten van Braband en Limburg (Haarlem 1851), en c ü a l o n ’s Monnoy es du
Hainaut. _
(6) Zijn die van Eilips den Goeden. Zie ze in: Be Mv/nten von Braband en Limburg %
(7) Ook geheeten St. Andries-gulden.
(8) Deze zijn de dubbele stuivers, voor een deel dubbele vuurijzema geheeten, van Filipa
den Goeden en Karel den Stouten.
(9) Deze zijn Eransche Munten..
Ende alle andere penningen van golde ende silveren, böven nyet genoempt,
sinnen geset ende geacht voor billoen, behalve die Uterse penningen allene (1),
die sali sijne courts hebben tot Lichtmisse naestooemende ende nyet langer,
ende aldus stonde dese faluatie tot den jaere Ixxviij, den xxiiij dach Octobris.
Nova.
Den nobel mitten rose . . . . . . Ixxvij st.
Den Henricus nobel . . . . . V . , lxvj st.
Den Vlaemschen nobel . . . . . . lxiiij st.
Die halve ende vierendelen ende angelotten naer advenant.
Den Leeuwe . . . ... , . l . . xl st.
Den Rijder ende Ongerse ducaten . , . . xxxiiij st.
Den Saluyt.ducaet, Croene mitter sonne . . . xxxiij st.
Den Ludowicus ende Carolus . . . , . xxxij st.
Die kroene van Saffoye (2) ende Foys ende Brabantse
rijders (3).
Den Andries ende Wilhelmus . ■, . • . . xxvij st.
Den Johannis Clinckert, den Kuervorster-gulden, van
Ludick, elck . . . . . . . . xxvj st.
Den Peter van Nhaemen (4) en Uterse gülden . . xxij st.
Den Philippus Cliiickert, Reinoldus gülden . . xviij, st.
Den Beyers (5) ende Fredericus gülden . . . xvi st.
Den Arnoldus ende Climmer gülden van Gehe . . . • xiii st.
Silver munt.
Den Henricus stoter, dubbele Fransehe blancken ende
(1) Deze zijn de munten der Utrechtsche Bisschoppen, voomamelijk van David van
Bourgondië.
(2) Alzoo wordt steeds in deze evaluatien het woord Savoye gespeld. De af beelding der
kroonen wordt in de Beeldenaars gevonden.
(8) Deze Rijders zijn de vroeger vermelde munten van Eilips den Goeden.
(4) Was eene munt onder Eilips den Goeden geslagen. Het is , met den Eilips-gulden
van Eilips den Schoonen,- de eenige gouden munt van Namen.
(5) Is de Goudgulden of dusgenaamde Dukaat van den Hollandschen Graaf Willem T.