Overlandsche Bhijnguldens. Welke munt-
soort, bl. 56; heetten ook Ouerlensche guldens,
bl. 276.
Overste-Luitenant, vroegere rang in het Ne-
derlandsche leger, bl. 17.
Oversticht (Kampen eene Muntstad van het),
bl. 424.
Overmnnaar {Be). Bijnaam van Hertog
j a n III van Braband, b l . 43.
P. Wat deze initiaal op munten beteekent,
bl. 193.
P aauwvederen (Bos) op Geldersche munten,
bl. .36, van waar hun oorsprong, aldaar.
Pachi (Het Muntmeesterschap wanneer in),
bl. 191.
Pacificatie van Gend, bl. 189, 480.
P a i l l {Meister J o h a n ) , Proist van JTassen-
borg, reist naar Aken om over het Geldersche
gouden geld te handelen, bl. 125.
Paleis (Yorstelijk) op Duitsche munten,
bl. 9.
Palen (Drie regtopstaande), het wapen van
Mechelen, bl. 107.
Palmdale, als teeken van volbragten kruis-
togt op een muntje, bl. 18.
Pares of gelijken van den Graaf in Gelder-
land, bl. 5.
Partes. Muntterm, bl. 141, enz.
Paschen (Het jaar begon langeir tijd bij ons
met), bl. 406 ; verandering in de bereke-
ning van den aanvang des jaars met Pa-
- schen, bl. 258.
Patronus. Opschrift op munten, bl. 161.
Payment {Golden i/nd silver eri), bl. 133.
Peeter8. Muntsoort, bl. 50. Zie ook Peters.
Penmmg (Zilveren) of denarie {denier), bl.
9 , 12, 15, 17, enz.
P&nrtmgen. Term van muntgehalte, bl. 92.
Penningen van drie groeten o f twee bla/n-
cicen, bl. 185.
P e e k e ( M e l c h i o e v a n d e n ) , Generaal der
Koninklijke Munt, bl* 245.
Peterman. Ongewone naam voor Peter, bl. 402.
Peters. Muntsoort, bl. 276.
P h i l i p p a v a n G e l e e (Nakomelingen van),
bl. 189. '
Philippusgulden of FiUpsgulden, bl. 143.
Yerhouding tot den gulden rijder, aldaa/r.
Yoor welke Provincien in Nederland ge-
slagen, bl. 224. Zie verder nog bl. 417.
PMlipsdaalder of Filipsdaalder. Muntsoort,
bl. 199. Yoor welke Provincjen
geslagen, aldaar.
P h i l i p s of P i l i p s den Stouten (Evaluatie
van), bl. 48.
Piedfort of proefmunt, bl. 69, 415.
Pietres de Louvain. Oude Muntsoort, bl.
50.
Pilorien (Op ’t) gesteld worden. Strafle,
bl. 240.
P io t (De Heer C.), Ambtenaar bij de Ar-
chieven van Belgie, Numismaticus, bl.
6 , 86, 884.
Pistoletten of Spaensche cronen van onsen
slage, bl. 250.
Placaatboek Zie Geldersch Placaatboek.
Placaet van 1548, bl. 18-1.
Plack. Muntsoort, bl. 42. Bordrechtsche
fla c k , bl. 889. Algemeene benaming van
het Geldersche zilveren geld onder Hertog
e d u a e d , bl. 269.
Plackaten. Zie Brieven.
Plakaten van Ylaa/nderen, bl. 77.
Pt.atjtt.tn (Beeldenaar van) , bl. 212, 231.
Polseraten. Muntsoort, bl. 277; naamsdor-
sprong onzeker, aldaar.
Pond (Yerdeeling van het) in oncen, looden
en drachma’s , bl. 425.
Pond, marca, libra, penningen, bl. 25.
Pond groot Yleems, bl. 244.
Pondere {Be). Muntuitdrukking, bl. 136.
Pondschattmg, bl. 418.
P o n t a n u s , Historia Gel/nca, bl. -1, 2 , 264.
Poorten (Aanplakking aan de) der Steden,
bl. 227.
Portugael {Croone van), bl. 220, 222.
Portugal (Munten van). Er ontbreekt tot
dus verre een werk over dezelve, bl. 222.
Postulaet van Hovrn. Muntsoort, bl. 220;
dito van Gulick,aldaar; olden postmlaet,
nyewoe postulaet, bl. 405; Borbonschepostulaet
gulden, bl. 422.
Postulaetguldens. Zie Hoernsche Postulaet-
guldens.
Prachtstukken of geschenken (Munten ge-
diend hebbende als), bl. 157.
Pretendenten. Zie Lotha/rmgsche Preten-
denten.
Priester en tevens Muntessayeur, bl. 134.
Pri/ncen, Heeren en Steden (Munten van),
bl. 186; item van Princen van den Hey-
ligen Boomschen RijcJc, bl. 218.
P k o c e s s t j s en M a e t i n i a n u s , Martelaren,
bl. 4 7 , noot.
jgroefmunt. Zie Piedfort.
Pronhdaalder8, bl. 198.
PronJestuk, bl. 165.
Proost van Bmmerik, bl. 14.
Provinciaal Archief van Gelderland, bl. 2.
P k o i j s s ( B e e n a e r t ) tot Meester particulier
der Geldersche Munt aangesteld, bl. 92.
Zie ook over hem bl. 283, 286.
P r t j i j s s (B.). Andere spelling van den vorigen
naam in het zelfde stuk, bl. 284.
Psalmidichter (Legenden van eenige munten
ontleend aan den), bl. 89.
«•
Q u a d e ( M e r t e n d i e ) , Muntmeester, bl.
307, 808.
Quade Baelers, bl. 188.
Quart van den Bov/rgoensen dalder, bl. 208.
Q u i n t u s (De Heer J. H.) te Groningen,
Numismaticus, bl. 201, 281.
R.
R (De enkele letter) op munten, bl. 84.
Bader Albus. Munt van Mentz, in Gelderland
gangbaar, bl. 423.
Band (Als geborduurde) op munten, bl. 32.
R a p m u n d (Dr. H.) te ’s Hertogenbosch, Numismaticus,
bl. 893.
Bavensberg, bl. 166.
Ravenstein, bl. 166.
Beaal (Groote zilveren), bl. 98.
Bealen (Gouden), b l 169, 187, 220, 221.
Becheim (Kasteel en Munt van), bl. 215,
216, 217, 246.
Beckem. Zie Becheim.
Beecnm (Daalders van) of Becheim, bl. 246.
Zie verder op Becheim.
Beformacio guerre pax est. Opschrift op
munten, bl. 105.
Registers der Munt, bl. 105.
R e i c h e l (De Staatsraad v o n ) te St. Petersburg,
Numismaticus, bl. 76.
Beijen opsckriften (Twee) op eene Geldersche
munt, bl. 80; op een zegel, bl. 430.
R e i j m s d i j k ( J à c o p v a n ) , bl. 811.
Beinald: dei: gra: dux: gel/r. Opschrift
op eene munt, bl. 84.
Bemaldus, Opschrift op munten, bl. 21.
Beines (?), bl. 400.
Bevnold dnos g. Zonderling opschrift op
eene munt, bl. 33.
Bei/noldus. Opschrift op munten, bl. 20.
R e i n o u d I (Munten van),.bl. 19—21; komt
in aanmerking als Duitsch Keizer, bl. 20.
Ontvangt het voorregt van opvolging, ook
in de vrouwelijke linie, bl. 20. Wordt
Rijksvorst, aldaar.
R e i n o u d I I . Eerst Graaf, later Hertog, bl.
21. Zijne munten moeijelijk te onder-
scheiden van die van r e i n o u d m , bl. 2 2 .
Deze munten beschreven, bl. 22—31.
R e i n o u d H i (Munten van Hertog), bl.
bl. 82—37.
R e i n o u d I I I hersteld (Muntje van), bl. 29,43.
R e i n o u d IY (Munten van Hertog), bl.
65—73.
Reis van a n d r i e s v a n h a e e t e n . Wijze
daarvan en kosten derzelve, bl. 119.
R e i s t o r p f (De Heer) van Nuis, Numismaticus,
bl. 92.
Bekenkamer (Algemeene) te Mechelen, bl. 87 ;
v a n M A X IM IL IA A N , b l . 103.
Belaxatien (of ontheffingen ten behoeve van
den Muntmeester) op de Munt dikwijls
verleend, bl. 117, 142.
Beleveren (Wie in Gelderlmd gezegd werden
van het Rijk te), bl. 225.
Bemedie. Algemeene beteekenis van dit woord