
 
        
         
		V OO R R E D E . 
 •'-'6N9/3/S)§\ 
 Rij  de  bewerking  van  de  Munten  der  Graven  en  Hertogen  van  Gelderland  
 hebben'  wij  de  zelfde  wijze  gevolgd  als  bij  die  der Hertogen  van Braband  en  
 Limburg,  ten  jare  1851  door  ons  uitgegeven.  Van de levensbijzonderheden der  
 Geldersche  Graven  en  Hertogen  hebben  wij,  even  als  van  die  der Hertogen  
 van  Braband  en Limburg,  geene  andere  melding  gemaakt,  dan  voor  zoo  verre  
 zulks  bij  het  beschrijven  hunner munten  te  pas kwam.  Die  levensbijzonderheden  
 zijn  elders  overvloedig  te  vinden,  en zouden ons werk noodeloos vergroot hebben. 
 Wij  hebben  vroeger  verzuimd  ten  behoeve  van  vreemdelingen  (vooral  der  
 Beigen),  die  met  de  benamingen  onzer  gewigten  niet  bekend  zijn,  te  berigten  
 dat  ons  wigtje  de  gramme  en  onze  korrel  de  decigramme  van  het  metrieke  
 stelsel  is. 
 Wij  hebben  ons  bevlijtigd  steeds,  zoo  veel  mogelijk,  bet  gewigt,  ook  der  
 Geldersche munten,  op  te  geven,  omdat  daardoor  dikwerf blijkt dat zekere munt  
 geene  helft  eener  grootere, maar een  ttoeederde deel is;  iets wat natuurlijk gansch  
 niet  voor  onverscbillig  moet  gebouden  worden.