
d. i. Vendelenàs of Munt van Venlo.
In den buitencirkel :
* SHE * ßO ißS ß * OOißlRI * BSBSDIßro.
Zie deze munt ook afgebeeld bij nE r o ije van wichen, en vermeld in de
Revue Belge, T. IV, page 308.
Onder N°. 13 geven wij de afbeelding van een biljoenen muntje, dat onge-
twijfeld tot de regering van onzen Hertog behoort, en wel tot het tweede of
laatste gedeelte derzelve, aangezien de Guliksche en Geldersche leeuwen achter
elkander in een wapenschild op de vz. voorkomen, welke vz. geheel zonder op-
schrift is.
De kz. heeft een eenvoudig vierbeenig kruis met een Tosetje in het midden;
tusschen de beenen van het kruis staan de letters:
W I Ii iß
Waarschijnlijk was het een plak, de kleinste muntsoort, welke omirent dezen
tijd in de Charters voorkomt.
Onder N°. 14 beeiden wij eene dito munt af, die misschien wel, even'als
de vorige, de achtste groot is, waarvan wij boven bl. 59 melding maakten, en
die dan de helft kan geweest zijn van de munt onder N" 11 op Pl. VII afgebeeld.
Wij maakten zulks op uit den enkelen heim, welke op de vz. van ons
tegenwoordig muntje gezien wordt. Deze helm is tusschen twee staande stree-
pen geplaatst, even als, onder anderen, op N°. 13 en 16; de kleine mnnt
N". 14 mist die. Geen omschrift wordt op deze vz. gezien. De kz. is , alleen
met eenige mtzondering in het binnenste versiersel des kruises, aan de kz.
van het onder N" 13 beschrevene muntje gelijk.
In de meermalen aangehaalde Prijsverhandeling van heYlen vinden wij melding
gemaakt van eene mùntsoort, aldaar nieeuioen genaamd, eene benaming, welke
wij meenen, dat, even als die van tuerluer, doelt op de witte kleur der munt-
stukken, en dus even zoo veel als blank zoude moeten beteekenen. — Ook de
oogst van heylen omtrent het Muntwezen van Gelderland in de eeuw, welke
wij thans eindigen (Hertog Willem overfeed in 1402)*,' was zeer schraal. - Zie
hier het weinige, wat wij op bl. 108 en 109 bij hem vinden:
//Wat aengaet de zilvere munt in Gelderland en Zutphen in de XIV eeuw
»gemunt, vinde des wegens zeer weynig. In de evaluatie an! 1342 gemaekt
>/in' Holland leéze ik het volgende: »//eenen penning die de Graeve van Gelre
[sedert 1339 echter reeds Hertog] ////slaet op den Hollandsphen 2 Miten,en
»// die hi slaet op den Brabanschen voor 3 deniers.//// Maer hier uyt blykt nog
// naeme nog alloy: ik vinde wel eenige genaemd in het begin der volgende
» eeuw, welke waarschijnlijk in deéze nog gemunt zyn ; maar het getal en weêr-
»de diër is van weynig belang: evenwél om iets deswegens op te haelen, de
// naemen diër zyn Gelderselie Meeuwen.
» Deéze penningen worden aldus genoemd in de Hollandsche evaluatien der
f/jaeren 1411 en 1414 en zyn in de zelve gesteld zeer.naer op de heiligt van
» den Antonis-Boddrager.
Brabandschen Boddrager 11 Tuerluer. [sic]
Gelresche Meeuwen '. 6 Tuerlueren.»
Zie van m ie r is , D. IV, bl. 293 en 306.
REIA0UD IV.
(1402—1423.)
Nadat Hertog Willem op den 16 Pebruarij 1402 te Arnhem in achtendertig-
jarigen ouderdom, zonder wettige kinderen na te laten, overieden was, schonk
het Guliksche Huis nog eenmaal eenen Vorst aan Gelderland in des overiedenen
broeder Reinoud IV, die tot 1423 de teugels van het bewind in handen had.
Willem I en Reinbud IV , magtiger dan hunne voorgangers, wisten zieh weder
door vele, tot in hunnen tijd vrije, of aan Kleef leenroerige, Heeren als
Landvorsten te doen erkennen ; alzoo bukten verscheidene heerfijkheden onder
het territoriaal gezag van Gelderland. Zulks had waarschijnlijk ook invloed op
het getal hunner munten.
De aandacht van Reinoud IV schijnt al dadelijk, bij den aanvang zijner regering,
op sommige gebreken gevallen te zijn, welke ten aanzien van het bin-
nenlandsch bestuur piaats grepen, en door zijnen steeds in oorlogen gewikkelden
9