
, . ; i i l :
¡R - s i J i
i' l.'If-
■ii ' '
I f ' 'l i l l ; ! :
Tf' 'Sf'"
Lvnniüilii!'
''laiL; , ,
i* -iff
I; Ä j l ' l
P f .
i
;; :
I? " : t ' Î ’
j f
ill
< . t
J . ’
I'
a n
i j i N E D E R L A N D S C H E
verwocil o f voor hec grootilc gedeelte bedorvcn.
Naa die verricht ce hebben zeyl-
dc dc vloot naar Jcrnfcy, en wierdc de
Schecpshopman Bembow, met acht bom-
bardccrgaljoots en even zoovcci Fregatten,
naar Granville, omhet tc bombardeeren,
gezoDdsn;’cgencvan aclituuren ’smorgens
tor zcvcn uuren ’s avonds gefchiedde, waar
door veele huyzen verdelgd, cn ook aan
verfcheydene oorden brand geftichc wierdc.
Zulks dc ilad op zyn vcrtrek ( i ) in vollen
vlam ftondc. Den ncgentienden op de rede
van Guernfey deeze fcheepen zieh by de
eerften weder hebbende vcreenigd, koo-
zen z y andermaal zee, om, waar’c moogelyk
, dc haven van Duynkerke te ver-
wocftcD. Mec dit oogmerk den elfden van
Oogftmaand des zclfs uytfteekcnde rys-
banken zynde geuaaderd, maakten dc aangevoerde
vuurfcheepenomtrentnegen uuren
eenen aanvang van (2) bombardeeren, doch
met zeer gering gevolg, mids het fterk vuur
(r ) Europ.
Merk.
I l.llu k ,
1695.
p»4. 60.
, Europ.
lerkur.
I l. f tu k ,
1695. pag.
der aangevochrcne iloten de fchcepen beletcede
digt genoeg re naaderen: dierhal-
vcn wierden vier branders afgeftuurd, om
zieh aan dc hoofden te hechten, doch die
zynde te vroeg inden brand gezet cn verlaaten,
zoo hadden de gewapende Franiche
floepen gelegenheyd van z c tegen ’c
ftraiid ce lleepen, en aidaar ounut door dc
vlam te laaten verteeren. OndcrtulTchen
raakte een Hollandfch Fregat, voercnde
(3) zesentwintig ftukken, by ’c vallen van
’c water, vaft aan den grond, zulks hec Il.ftuk,
mcc deEbbe door’s vyands dubbele booten
aangevochcen, veroverd, gevolgelyk in
den brand geftooken, ende overige vloot
des tc raaden wierdt deDuynkerkfche kuft,
mids z y toc nogtoe aidaar niets met vrugc
verricht had, verlaatende, naar de Engelfche
te keeren. Deeze niec wcl gelukce
onderneeming g a f ondertuftchcn gelegenheyd
dat deswege dees penning gemaakc
(i)Eu ro p .
Merkur.
11. ftu k ,
IÖ95-
pag. 137.
(2) Europ.
Merkur.
Il.ftu k ,
1695. pag.
139.
In den rand der voorzydc, wclkc met het kopftuk des Franfchen konings beftempeld is, leeft
men d ie omfchrift :
L U D O V IC U S M A G N U S , R E X C H R I S T IA N I S S IM U S .
LODEWT K D E GROOTE, A L L E R CHR IS T E L T K S T E
KONING.
Bovcn dc flad Duynkerke, in wier haven eene galcy verbeeid is.bcrft opdc tegenzyde eenc ge-
fchoote bombe vrugtloos in de lugt j waarom in den rand ftaat ; '
D U N K E R C A IL L A E S A M D C X C V .
D U YN K E R K E O N B E S C I Î A JD IG D ißpf.
Uyt
Uyc dit voorval bleck hoc wey nigen ftaat
men op dc ondcrncemingen kan maakcn,
welken op eenc hoofdftoffemoecenworden
uytgevoerd, wier onbcdwingzaamheyd de
onvcrwachtftc hinderpaalen voorcbren-
gende, daardoor alle mcnichlykc raadila-
gen o p ’t onverwachtft altemets vcrydelc.
De wifte tyding, die men in die jaar door
dc t’huyskomende Ooftindifchefcheepen,
van den ongelukkigen fcheepstogcvan hec
fchip de Guldcbuys krceg, is alleen genoeg
om dac te beveftigen. Die fchip, den
( i ) vierden van Bloeimaand over twee jaa-
ren uyc Texel naar de Ooftindien in zee
geftooken, wierdc door vcele cegenwinden
nietalleen in zynen togt gedwarsboomd,
maar des zelfs manfchap, die uyc honderd-
ncgentig koppen beftondc, door zoo voort-
ilaande fterfce onderwege aangetaft , dat
de weynigc ovcrige gczonden niet langer
in ftaat zynde van dac te können beftuuren,
eyndelyk hec anker inde Sint Heleensbaay
lieren vallen. Hier begaf zieh Laurents
Thyszoon (x) Veyfclaar mec nog zes anderen,
op den raad deszicltoogendcnfchip-
pers, met de booten weynigen voorraad
cc land.om, waar’cmoogeIyk.de Saldan-
jebaay, die z y maar twaalf o f veertien
uurcn vandaar waanden, op te zoeken.
Dan in die vertrouwen met hunne zieke Ic-
den door de akeligfte wilderniiTcn voort-
fpoedende,zagen z y zieh ten derden dage
zonder eetwaaren o f drank enden voortogt
door eene rivier, die wel vier-of vyfhonderd
voeten breed was, geftuyt, zu lks zy
langs derzelvcr boord landwaart introkken.
Op dien togt, zeegeen dieromzwervers uyc
7-wakheyd neder, dien de overigen mec
fchreijende oogen vaarwel zeyden en, geene
kans ziende om over dien ftroom te raaken,
met hun zeszen dwars door’c bofch, dierhalven
tcrug naar’t fchip keerden. Op hunne
waardoor de Bockhoudcr uyt flaauwte ter
aarde zceg, en zyne makkers verzogt (3)
hem maar ce laaten Icggen. Laurents Vcy-
zelaar nogthans blccf by den zelven, ter-
(3) Europ.
Mcrk.
Il.ftu k ,
^ . 1695. pajj
wyl dc anderen drie zieh dieper bofchwaart 24»-
begaven, dan ziende den Bockhoudcr op
hec punt van den geeft re geeven, vcrliet hy
hem ook,en floeg dus alleen mede de diepe
wildernis in,zynd e het gras en wildcbces-
tendrek aidaar zyne fpys. Dus al doolen-
de de voorige rivicr weerzynde genaderd,
zag hy aan den overkanc eene rook opgaan.
Dierhalven maakte hy een vlotjecn roeyde
o f dreef met hec zelve naar de overzyde,
waarlangs hy geftadig opwaart zynen weg
vcrvolgde, toc dat hem dric (4) Hottentot-
ten,die een wey nig Duytfch konden, out- l u Æ
moetcen, aan welken hy zyn wcdervaaren »695-pag.
vertclde,zulks z y hem eerft in hunne huttcn,
cn, naa wel onthaald [te hebben, by eenen
Hollander van dcSaldanjebaay bragcen,mec
wicnhy zieh eerft derwaart, en gevolglyk
vandaar naar de Kaap de Goedenoop mec
ccn vaartuyg begaf. Vande drie hiervoor
afgedwaaldeu wierden twee federt door
zoodaanigen hongersnood geperft, dat z y
genoodzaakt waarcn het vices van hunnen
overleedcn medemakker, (y) o v e r ’t vuur
gerooftcrd, te eeten. Des nietregenftaan- ii.iiuk',
de gaf een der overgebleevencn den geeft cn p*3*
dit aan den laatften, die Daniel Silleman
genaamd was, het befluyt om wecr naar
’c fchip te keeren. Den tweeden dag des
voorgaanden jaars bereykte hy dan hec
ftrand,en vondc daar behalven zynverlaate
fchip, nog twee anderen , die op ’r bericht
van Laurents Veyzelaar van de Kaap
de Goedehoop, om ’teerfte afte haalen,
derwaarc (6) waaren gezonden. Mct wel- KierkuG
(6) Europ.
Merkur,
ken hy ook naar de Kaap de Goedehoop ‘ ¡j-
zeylde. Zulks deeze twee overgebleevc- 243.'
ncn in dit jaar zieh mec de t’huyswaart
keerende v lo o t, nog vandaar naar ’c Vaderland
begaven, doch hcc leeven, ’cgcne
Laurents Thyszoon Vcyfelaar in de wilde
boftchen van Afrika zoo wonderlyk behou-
dcnhad, kwam hydcn derden van Zomer-
inaand op hec fchip Meereftcyn twee en
eene halve maand, eer het in behoude have
Op
aankomft vonden zyden ichipper dood, in
cen kombaars genaaid, o p ’t ftrand leggen,
de boot buyten ftaat om aan boord tegeraa-
ken, en daarop, onaangezicn de gedaane
fcynen, ook geene het minfte tekeu doen,
dac iemaud der overigen meer in ’c leeven
was. Des waaren z y gedwongen, mids
een hunner medemakkeren op ’c ftrand, ¡aanlandde, tot geene kleyne droefheyd
door hec drinkcn van zout water, was ge- j zyns vaders afceieggen, wien de Bewindilorvcn,
methun vyven weer bofchwaart te , hebbers van Enkhuyzcn, van wier jagc hy
wenden,omaldaarecnig voedfel cezoekcn. I de fchippcrwas. in erkcntenis van de zon- yVn ^D.
Eenigen likten den douw vande bladen; derlinge omzwcrvinge zyns zoons, met
anderen weder dronken hun eygc water, deezen (7) penning befchonken. ‘ °
I
‘ i.
; ;