
6, R. lepida (Pr .)
Syn. : Ag. sanguineus-Batsoh.
De lioed is Adeezig, liard, bol, dan \dak en ingedrukt,
droog, dof alsof hij bepoederd is, met AA’einig of niet gestreepten
rand, door droogte scheurt de opperlmid en
geeft hem een geschubd aanzien, rozerood, kersrood, in het
midden altijd A’eel lichter of Avit, 6 à 10 cM. breed.
De Steel is Avit of rose getint, cylindrisch, een Aveinig
gezAA’ollen aan den top, stcA-ig, ineengedrongen, gevuld of
met open plekken, 6 à 8 cM. lang eu bijna 2 cM. dik.
De plaatjes zijn breed, dik, AA’it, ouder zijnde geelachtig
get'nt, A’i’ij, achteraan uitgerand, dikAvijls gcA-orkt hij den
steel, staan vrij dicht opeen.
Het A’leesch is Avit, stevig, niet kruimelig, breekbaar, riekt
AA’einig en smaakt zacht, is eetbaar volgens Quélet, Gillot
en Lucand, smaakt rauAV gebruikt naar hazelnoten, door
koking riekt het onaangenaam.
Deze ZAvam komt in zomer en najaar aigemeen iu bosschen,
A’ooral in die A’an eiken A’oor.
Een A’ariëteit „pulcherrima” heeft de plaatjes rood of
rose geboord.
7. R. rubra (D. C.) afgeleid A’an ruber of rood, n. a.
der kleur A’an den hoed.
Syn. : Ag. sanguineus Vitt., Ag. emeticus-Schaeff., Ag.
ruher-D. C.
De hoed is A’leezig, ineengedrongen, bol, dan uitgespreid,
A’lak en ingedrukt, droog, glimmend, purperrood of donker
bloedrood, eenkleurig, later A’erbleekend en in het midden
donkerder ; met rechten, stompen rand, die A’eelal gebarsten
is.
De Steel is zeer steA’ig, gcA’uld, hard, AA’it of rood getint,
4 à 6 cM. lang.
De plaatjes staan vrij dicht opeen, zijn aangegroeid,
dun, ongelijk, soms gevorkt, Avit, dan geelachtig, soms roodachtig
op de snede.
He t A’leesch is wit, rood onder den opperhuid, droog,
riekt niet, smaakt zeer scherp en brandend.
Deze soort is een der giftigste A’an het geslacht.
Gedurende zomer en herfst in lommerrijke, vooral
naaldbosschen, overal te vinden.
8. R. foetens (Er.) afgeleid A’an foetere, n. a. A-an de
onaangename geur door de ZAvam verspreid.
Syn. ; Ag. piperatus-Bulh, Ag. incrassatus-SoAverb., Ag.
foetens-Pers.
De hoed is dun vleezig, eerst bolrond, dan bol, later
ingedrukt, geelachtig, vuilgeel of A’uilrood naar het roodbruine
trekkende, kleverig, met breeden, A’liezigen, ge-
voorden, knobbeligen rand, 10 à 13 cM. breed.
De Steel is Avit, eerst gevuld, dan liol, 6 à 12 cM. lang,
recht, cylindrisch of iets dunner aan den top, eindigende
in een geelachtigen punt.
De plaatjes zijn A’rij, Avit, bleek of vuilwit, weinig talrijk,
dik, ongelijk, dikwijls geA’orkt of A’ertakt bij den steel.
Het vleesch is wit, vrij vast, breekbaar, riekt naar pruis-
sisch zuur of bittere aniandelen, doch te sterk om aangenaam
te zijn, de smaak is scherp.
Deze ZAA’am is giftig, komt in he t najaar in bosschen
op beschaduAvde plekken A’an Juli to t October A’oor en
is nergens zeldzaam.
9. R. depaüens (Er.) afgeleid A-aii depallere of bleek
AVorden, ii. a. der kleurverandering van den lioed door
h et ouder Avorden.
De hoed is vleezig, stevig, bol, dan A’lak en holrond,
ondoorzichtig, later golvend en flauAV gestreept^ op den
rand, A’iiil roodbruin, later, A’ooral in het midden, Avit of geelachtig,
6 à 8 cM. ' breed, de opperhuid is dun en kleverig.
De Steel is Avit, Avordt aschkleurig, stevig, onderaan dünner,
2 à 3 cM. lang.
De plaatjes zijn talrijk, aangehecht, breekbaar, Avitachtig
en gevorkt bij deu steel.
Het vleesch is Avit, zacht van smaak, aangenaam riekend,
volgens Quélet en anderen eetbaar.
Van deze soort bestaan tAvee A’ariëteiten en Avel ;
„albicans” met AA’itaclitigen hoed en