
31. M. plicosa ( F r .) afgeleid van plica of plooi, ii. a.
van den geplooiden hoed.
Sa’11. : Ag. dissiliens-Fr., Ag. inetatus-Secr.
De hoed is vliezig, doorschijnend in na tten toestand,
kegelvormig, dan klokA’ormig, uitgespreid, giad of diep
geplooid, met een eenigszins A’leezigen bult, bruinachtig,
1 à 2 cM. breed.
De steel is giad, een Aveinig stijf, breekbaar, gelijk, oii-
beliaard, grijs bruinachtig, AA’itachtig aan den top, aaii
den A’oet bedekt met een donsachtige stof, 3 à 4 cM. lang.
De plaatjes zijn Aveinig talrijk, dik, geaderd, aangegroeid,
grijs.
Deze zeer teere soort groeit in troepen op met mos
bedekte boomstronken gedurende den herfst.
32. M. Aetites (F r .) afgeleid A’an dsrnZ naam A’an
een ijzerhoudenden steen, n. a. der kleur A’an den hoed.
De hoed is Adiezig, kloliA’orniig, clan bol, onbehaard,
licht gestreept of geA’oord, A’oorzien A’an een breeden, stompen
bult, rood zAvart of grijs blauAA’achtig, eindelijk op den
rand zAA’a rt AA’ordend, 1 à 3 cM. breed.
De steel is ongelijk, ineengedrongen, gekromd bij oude
exemplaren, AA’it aan den top, rood aschgrauAA’, 2 à 6 eli. lang.
De plaatjes staan niet dicht op elkaar, zijn dun, een
AA’einig bochtig, door aderen A’erbonden, AA’itachtig of grijs.
Gedurende zomer en herfst tusschen mos en in de beide
te A’inden.
33. M. stannea (F e.) afgeleid A’an stannum of tin, n. a.
der kleur A’an den gedroogden hoed.
Syn. : Ag. griseus-Pers.
De hoed is A’liezig, eerst klokA’ormig, dan uitgespreid,
iets bultig, onbehaard, gestreept, giad AA’anneer clroog,
zijdeachtig, grijs, tinkleurig, 2 à 3 cM. breed.
De Steel is pijpachtig, onbehaard, giad, glanzend, bleek,
eindelijk ingekrompen, 4 à 8 cM. lang.
De plaatjes staan niet dicht op elkaar, zijn aangegroeid,
iets afloopend, geaderd, grijs Avitachtig.
Is in het najaar tusschen mos en op grazige plekken
te A’inden, doch komt zelden voor.
34. M. vitrea (F e .) afgeleid A’an vitrum of glas, n. a.
van het glasachtige uiterlijk.
De hoed is vliezig, kegelvormig, klokvormig, geheel gestreept,
ondoorschijnend, bruinachtig grijs, leigrijs, veel
lichter aan den rand, 6 a 8 mM. breed.
De Steel is tenger, licht gestreept, grijs, glanzend, bijiia
doorschijnend, A’ezelig aan den A’oet.
De plaatjes staan vrij dicht naast elkaar, zijn dun, smal,
aangegroeicl, AA’itachtig.
In A’ochtige bosschen to t in den AA’inter te vinden, doch
zeldzaam.
35. M. filopes (Fr.) afgeleid A’an fllum of draad eii
pes of voet, n. a. der dunheid A’an den steel.
Syn. : Ag. pilosus-Batsch., Ag. filopes-Bull.
De hoed is A’liezig, eerst halfrond, dan bol klokvormig
en uitgespreid, onbeliaard, loodkleurig, grijs of grijsachtig,
bruinachtig aan den top, rood gestreept, I ä 2 d t . breed.
De Steel is draadA’ormig, zeer lang, pijpachtig, AA’itachtig,
dan bruinachtig, onbehaard, harig aaii den voet die in
een zeer dim harig verlengsel eindigt, 4 ä, 8 cM. lang.
Plaatjes AA’it, later grauAv, vrij dicht op elkaar.
Aan den A’oet A’an boomstammen, tusschen mos, ro ttende
bladeren, gedurende zomer en herfst te A’inden.
36. M. debilis (B u ll.) afgeleid A’an debilis of zAA’ak, ii. a.
A’an den zeer teeren steel.
S y ii.; Ag. capillaris-Fl. Dam, Ag. saccharinus-Somm.
De hoed is vliezig, klokvormig-bol, stomp, gestreept in
vochtigen staat, gerimpeld in drogen, Avitachtig, grijs roodachtig,
later bruinachtig, 4 a, 5 mM. breed.
De Steel is draadvormig, slap, donzig aan den voet,
gekleurd als den hoed.
De plaatjes zijn AA’einig talrijk, aangegroeid, AA’itachtig.