
‘fnipc i
F. Hoed niet Meverig, {behalve de nrs. 22 en 23). De steel
is eerst kort en bolvormig, dan lang en bijna gelijk,
een weinig netvormig geaderd of gestippeld. De buisjeslaag
is bol rondom den steel, vrij. De poriën zijn
eerst dicht, rood. Het vleesch verändert door invloed
der lucht.
23. B. Satanas (Lenz.) afgeleid van Satanas of dnivel,
n. a. van de giftige eigenschap der zwam.
Syn. : B. luridus, Vivian ; B. marnioreus-Rocq.
De hoed is kusseiwormig, dik,
glad, onbehaard, jong zijnde
en in na tten tijd een weinig
kleverig, vuil geel-oker%leurig
of geel-bruinachtig, dikwijls in
het midden bruin of olijfachtig
gemarmerd, gewoonlijk witachtig
aan den rand, 6 à 18 cM.
breed.
De steel is eerst dik, kort,
eivormig-buikig, bovenaan geel
of roodachtig, meer of minder
netvormig bloedrood geaderd,
to t 7 cM. lang.
De poriën zijn klein, eerst
Bole tus s a ta n a s .
purperrood of scharlakenkleurig
bloedrood, dan geel-oranje en door drnkking donkerblauw.
De buisjes zijn vrij en geel.
Het sponzige vleesch is w it,/wordt roodachtig, violetkleurig
en donkerblauw wanneer het aan het daglicht
wordt blootgesteld. De lucht is onaangenaam, de smaak zoet.
Deze als zeer giftig bekend staande zwam, is in zomer eu
herfst overal in onze bosschen te vinden, doch niet gemeen.
2 4 . B. luridus (Schaeff.) afgeleid van luridus of vaalrood.
Syn. : B. rubeolarius-Bull. ; Pers. ; B. satanas-Rostk.
De hoed is meer of minder viltig of fluweelachtig, stevig,
bol, kussenvormig, dof bruin, olijfachtig bruin of grauw
roest bruin, droog, op het laatst kleverig, 6 à 12 cM. breed.
De steel is zeer dik, buikig, dikwijls geel of roodachtig-
geel aan den top, verder bleek rood, vermiljoenrood, versierd
met een netwerk of door donkerder rood gespikkeld
to t 12 cM. lang.
De buisjes zijn lang, vrij, geel of groenachtig-geel, kort
bij den rand, alsook bij den steel waaromheen zij inge-
drukt zijn.
De poriën zijn rond, oranje of vermiljoenrood en door
wrijving of drukking blauw of zwartachtig wordend.
Het vleesch is week, geel, wordt onmiddelijk groen of
blauw wanneer men het breekt. De reuk is onaangenaam,
jonge exemplaren smaken niet slecht, doch ouderen walglijk!
Evenals ,,satanas is deze zwam zeer giftig, men vindt
haar gedurende zomer en herfst vrij aigemeen in bosschen
en grasvelden.
Van deze soort bestaan twee varieteiten als :
Rubeolarius waarvan de steel netvormig geaderd en het
A’leesch rood of roodachtig onder de buisjes is.
Erythropus waarvan de steel zwartachtig-purperkleurig
gestippeld en het vleesch als da t van ,,rubeotarius” gekleurd
is.
25. B. purpureus (Fr.) afgeleid van purpureas of purper.
De hoed is bol of bol-vlak, een Aveinig fluweelachtig,
meer of minder donker-piirperrood, de raud geelachtig of
donkeroranje, dof, droog, 6 à 8 cM. breed.
De steel is steA’ig, dik, geel ouder de buisjes, lager wordt
de kleur meer en meer donkerpurper, het onderste gedeelte
is donker-purperbrui]!, hij is uiet netvormig geaderd
maar wel met purperkleurige schubben bedekt.
De poriën zijn klein, onregelmatig, rood of purper-oranje-
achtig.
De btiisjes ziju geelachtig of geel-groenachtig, A’rij, om
den steel ruimte latend.
Liet vleesch is geel, het kleurt zieh snel blauAA’ of blauAA’-
groenachtig wanneer het aan de lucht wordt blootgesteld,
Avordt dan vuil oranje en op het laatst vuil geel, dat van