
verbleekend, zonder gordels, kleverig, 5 ä 8 cM. en meer
breed, de hoedrand is omgebogen en zeer dun.
De steel is gevuld, stevig, kort, smaller aan den voet,
buigzaam, liol breekbaar, glimmend en bleeker dan de
hoed, 5 a 10 cM. en meer lang, ongeveer 2 cM. dik.
De plaatjes zijn talrijk, dun, 4 a 6 mM. breed, aangegroeid,
Avit, dan Avit geelachtig.
Het vleesch is AA’it, zAA’ak van renk. De melk Avit en scherp.
Van Juli to t October in naaldbossclien aigemeen en dikAvijls
in troepen voorkomend.
16. L. flexuosus (Fe .) afgeleid A’an fiexuosus of bochtig.
De hoed is droog, dof, loodkleurig, soms met-A’ioletten
gioed, met onduidelijke of zonder gordels, eindelijk schubbig,
met bochtigen rand, 5 à 10 cM. breed.
De steel steA’ig, gezwollen, onderaan dimner, lichter van
kleur dan de hoed, 2 cM. dik.
De plaatjes zijn dik, geelachtig, staan A’an elkander af.
De melk is AA’it en scherp.
In naaldbosschen op beschaduAA’de plekken van Juli to t
October te A’inden, doch niet aigemeen. B onGAED noemt
haar eetbaar. Quélet acht haar verdacht.
17. L. pyrogalus (Fr.) afgeleid van vrOp of vuur en ydAx
of melk, n. a. A’an de bijtende melk.
S y n .: Ag. pyrogalus-BulL, Ag. rusticanus-Scop.
De hoed is dun A’leezig, stevig, bol, dan A’lak, en ingedrukt,
onbehaard, giad, een weinig vochtig in den regentijd,
aschgrauAA’, bruinachtig ; de gordels zijn flauw geteekend,
ook Avel iets donkerder, soms ook A’uilgeel, de breedte
bedraagt 6 a 8 cM.
De Steel is gevuld, dan hol, dikwijls aan den voet smaller,
geAA’oonlijk golvend, eenkleurig met den hoed maar bleeker,
3 a 4 cM. lang en 1 cM. dik.
De plaatjes zijn vrij breed, dun, bleek, geelachtig of geel
rossig, bijna afloopend en staan uiteen.
Het vleesch is dik, steA’ig, grijs wit. De melk is wit, overA’loedig
en zeer scherp, A’ooral wanneer de zAvam rijp is.
vr
n het najaar in bosschen op beschaduAvde plekken,
aigemeen, volgens Quélet is zij giftig.
18. L. piperatus (Scop.) afgeleid van piper of peper, n. a.
van de scherpe, bijtende melk.
Syn. : Ag. acris-Bull.
De hoed is vleezig, stevig, genaveld, trechtervormig,
regelmatig, met naar beneden omgeslagen rand, Avit, geel
wordend of geel gevlekt op ouderen leeftijd, zonder gordels,
onbehaard, giad, 10 cM. en meer breed.
De steel is cylindrisch, grof, zeer kort, stevig, AA’it,
6 à 8 cM. lang en ongeveer 2 cM. dik.
De plaatjes zijn zeer talrijk, dicht op elkander, afloopend,
dun, smal, scherp aan de beide uiteinden, ve rtakt AA’it,
later dikAvijls geelachtig.
Het vleesch is vast, wit, gepeperd en niet eetbaar.
Deze soort gelijkt veel op ,,A’ellereus” maar de hoed is
giad en de plaatjes staan dicht naast elkaar.
De melk is overvloedig, zeer scherp, Avit en kleA’erig.
In h e t. najaar op beschaduAA’de plekken in bosschen
aigemeen te vinden.
Van deze soort bestaat een variëteit „amarns” AA’aarvaii
het vleesch door de inAverking der lucht geelachtig AA’ordt,
de plaatjes staan minder dicht bijeen, zijn geelachtig en
op het la a tst okergeel.
19. L. vellereus (Fr.) afgeleid van vellus of schapenhuid,
n. a. van de Avollige oppervlakte der zAvam.
Syn. : Ag. Listeri-SoAv., Ag. acris-Bull., Ag. piperatus-Poll.
De hoed is vleezig, bol, dan A’lak, ingedrukt, trechtervormig
met langen tijd omgebogen rand, droog, vuil Avit,
later bleek roodachtig, of bleek roodbruin, zonder gordels,
donzig of bedekt met een fijne aa’oI, 10 a 20 cM. breed.
De steel is gevnld, grof, kort, onderaan smaller, fluAA’ee-
lig, giad, Avitachtig 2 a 6 cM. lang.
De plaatjes staan Avijd uiteen, gcAvoon of gevorkt, A’rij
dik, bochtig, eerst Avit, dan licht geel, eindelijk rossig.
vooral AA’anneer zij gebroken zijn.