
Cystiden
Epiphragma
Epihyten
Excentrisch
Funiciüus
Gegordeld
Gelobd
Genaveld
Getepeld
Gevoord
Gleba
Glebakamertjes
Gordel
Gordijn
H ygrophaan
Hymen ium
Hymenophoor
H yphen
Lamellen
Mycelium
Onderring
P a p il
P araphysen
Peridiolen
steel bÿ de Agaricaceeën achter blijft, na de scheuring
door den zich ontwikkelen den hoed,
zijn de groote, opgeblazen, onvruchtbare cellen op h e t
hymenium der Hymenomyceten.
is de naam van het dunne vliesje da t als dekseltje
van h e t peridum dient.
zijn planten die op andere leven, zonder. echter h u n
voedsel u it de laatste op te nemen, bijv. de tropische
orchideeen die hoog in de boomen groeien of zwammen
op boomen die geen parasieten zyn.
of „u it h e t midden” noemt men een steel die n ie t
onder h e t midden van den hoed staat.
heet de stren g waarmede de peridiolen aan den rand
v an h e t peridium verbonden zijn.
of bedekt m e t kringen Avelke in k leur met de oppervlakte
verschillen.
wil zeggen van lohben (plooisels) of slippen voorzien.
b e teekent van een glooiend toeloopend kuiltje voorzien.
Avil zeggen, van een stompe kegelvormige verheven-
heid voorzien.
of m e t voren voorzien.
of sporenklos noemt men de vleezige massa Avaarmede
h e t peridium der Gasteromyceten gevuld is.
zie pag 400.
noemt men de kring welke in k leur m e t h e t overige
gedeelte der oppervlakte verschilt.
zie cortina.
noemt men die zAvammen die in vochtigen toestand
eenigszins doorschijnend zijn.
of kiemvlies he e t h e t vlies waarop de versehillende
cellen als basidien, cystiden en paraphysen n a a s t
e lkander geplaatst voorkomen. H e t sporebed der Ascomyceten
wordt ook wel zoo genaamd.
b e te ek en t drager van h e t hymenium.
heeten de draden w a a ru it de ZAvammen opgebouwd zijn.
is een andere naam voor plaatjes.
noemt men h e t ondergrondsche gedeelte, de eigenlijke
plant zie pag. 4.
zie an nulus inferus.
is de naam eener kleine kegelvormige verhevenheid.
noemt men de verticaal staande draden van h e t hymenium
die zich to t basidiën of cystiden k u n n en ontwikkelen
of wel onvruchtbaar blijven.
of peridiola (enkelvoud peridiolum) heeten de kleine
lens- of kogelvormige lichaampjes die in de gleba der
iSiidulariaceëen voorkomen en die de sporen bevatten.
Pei'idium
Perithecien
Protoplasma
Receptaculum
Rhizomorphen
Ring
Ringvlies
Schuboig
Sclerotium
Snede
Spatelvormig
Sporenklos
Sterigmen
S troma
Substratuni
T ram a
Uitgerand
Velum partiale
Velum universale
Vervloeiend
Volva
Vruehtlichaam
V r ij
Zittend
Zodevormend
of hulsel.
of ascusvruchtjes zijn kleine meestal kogelronde, ZAvarte,
bruine of gele lichaampjes.
is de naam der levende stof.
of receptakel noemt men den drager der sporen.
Zijn vertakte, wortelachtige strengen die u it ineengevlochten
mycelium draden bestaan.
zie an nulus inferus en superus.
zie velum partiale.
b e te ek en t m e t schubben bedekt.
is een u it rü sten d e mycelium draden saamgesteld, hard
en donker gekleurd lichaampje.
h e e t de scherpe k a n t der plaatjes of lamellen,
of gelijkend op een spate!. Spatel b e e t het, aan den
top breede mes, dat gebruikt Avofdt om gips of stopverf
u it te strjjken.
zie gleba.
noemt men de draadvormige ste eltjes die aan den top
der basidiën ontsta an en w ier u iteinden de sporen dragen.
is de naam van een zwamweefsel dat slechts u it myceel-
draden be sta a t en vormloos is of somtijds to t een min
of meer duidelijk gevormd ATUchtlichaam uitgroeit.
h e e t h e t bed of de bodem waarop een zwam groeit.
h e e t h e t weefsel da t h e t hymenium draagt.
zie pag. 34.
of ringvlies noemt men h e t vlies da t bij de Agaricaceeen
den hoedrand aan den steel verbindt en h e t
hymenium in h e t begin bedekt.
noemt men h e t vlies dat bij de Agaricaceeen de geheele
ZAvam in h e t begin omsluit, h e t wordt ook beurs
of A’olva geheeten.
Avil zeggen bij rijpheid vloeibaar wordend.
noemt men de zak of beurs die de knol der Amanita’s,
A’olvaria’s en Phallaceeen omsluit, h e t is een gedeelte
van h e t velum universale.
h e e t h e t bovengrondsche deel hetAvelk over h e t aigemeen
paddenstoel, ZAvam of champignon wordt genoemd.
zie pag 34.
Avil zeggen ongesteeld.
noemt men die zAvammen die dicht op elkander groeien
en een zode vormen.