
8. H. rufescens (P.) afgeleid van rufus of rood.
De hoed is vrij vlak, zacdit behaard, dun, met onduidelijke
gordels geteekend, bruinachtig-vleeschkleurig, ongeveer
5 cM. breed.
De steel is cylindrisch, dun, iets bleeker dan de hoed,
2 a 7 cM. lang.
De stekels zijn vrij wel van gelijke lengte en eenkleurig
met den hoed.
In naaldbosschen voorkomend, doch niet aigemeen.
h. Kiirk- of lederachtige soorten.
9. H. compactum (P.) afgeleid van compactus of ineengedrongen,
compact.
Syn. : H. floriforme-Schaeif.
De hoed is kurkachtig, compact, golvend-hobbelig,
onregelmatig, hard, tolvormig, later uitgespreid, wit
viltig, dan grijs of olijfbruin, gewoonlijk met een witachtig
dons bedekt, 2 ä 16 cM. breed. Dikwijls zijn enkele hoeden
ineen gegroeid en op een steel staande.
De Steel is zeer kort, dik, knolachtig, geel-roestkleurig,
of bruin-zwartachtig.
De stekels zijn spits, bruin of kastanjekleurig, bleek
of Avit-geelachtig aan den top, lang bij den steel, kort
bij den rand.
Het vleesch is roestkleurig, violet of blauwachtig getint.
In droge naaldbosschen en op beiden gedurende het
najaar vrij aigemeen voorkomend.
10. H. aurantiacum (A. en S.) afgeleid van aurantium of
oranje.
Syn. : H. floriforme-Schaeff.
De hoed is kurkvormig, compact, tolvormig, bol, dan
bol-vlak, bultig, zonder gordels, dunnen, golvenden rand,
oranjekleurig, dikwijls met een witachtig dons bedekt,
8 a 10 cM. breed.
De Steel is kort, eenkleurig met den hoed, viltig, een
weinig gezwollen aan den voet.
De stekels zijn witachtig en later bruinkleurig.
Het vleesch is oranjebruin m et bruine gordels en reukeloos.
In het najaar in naaldbosschen, doch niet aigemeen.
11. H. feiTugineum (Fr.) afgeleid van ferrum of ijzer.
Syn. : H. squamosum-Bull. ; H. carbunculus-Secr.
De hoed is kurkachtig of sponzig-kurkachtig, zacht,
omgekeerd kegelvormig, dan uitgebreid en ingedrukt,
ongelijk bultig, op het laatst holrond, eerst met een wit
vilt bedekt dat in de holten bloedkleurige druppels uit-
zweet, vuilwit of aschgrauw, bruin in vochtigen staat, op
de plaats waar druppels lagen blijven rood-bruinachtige
vlekken achter, volwassen zijnde, is hij meer of minder
donker roestkleurig, 6 a 7 cM. breed.
De Steel is ongelijk, kort, gezwollen aan den voet die
eerst viltig is, bruin, 1 cM. lang en dik.
De stekels zijn afloopend, rood of bruin roestkleurig.
Het vleesch is lichtbruin, dan roestkleurig en weinig
riekend.
In zomer en najaar in naaldbosschen (in ons land onder
beuken gevonden) voorkomend, doch niet aigemeen.
12. H. cinereum (Bull.) afgeleid van cinis of asch.
De hoed is kurk-lederachtig, eerst knotsvormig, dan
vlak en holrond, harig, bleek roestkleurig, dan donker in
het midden, met aschgranwen rand en 5 ä 8 cM. breed.
De Steel is dik, buikig, grijsachtig, inwendig roestkleurig.
De stekels zijn gelijk van lengte en licht aschgrauw.
In zomer en najaar in naaldbosschen, niet aigemeen.
13. H. velutinum (Fr.) afgeleid van vellus of huid.
Syn. : H. hybridiim-Bull.
De hoed is kurk-lederachtig, hol, dan trechteiwormig,
zonder gordels, giad, fluweelachtig, rood roestkleurig, de
raud is eerst witachtig of bleeker dan het midden, 5 ä 8
cM. breed.
De steel is stevig, een weinig A’iltig, ongelijk, roodachtig
bruin.