
De hoed is halfrond, bijna doorschijnend, klokvormig,
zeer fijn gestreept op den rand en bedekt met glinstereiide
korreltjes, 3 à 4 mM. breed.
De Steel is kort, draadvormig, eenkleurig met den hoed
en korrelachtig als deze, 4 mM. lang.
De plaatjes zijn weinig talrijk, vrij dik, bochtig, afloopend,
witachtig.
Op rottende stengels van bramen en brandnetels te
vinden.
14. M. cliscopoda (Lev.) afgeleid van rimoq of schijf en
Tto? of voet, n. a. van den steel die in een schijfvorm eindigt.
De hoed is Adiezig, bijna doorschijnend, klokvormig,
zeer fijn gestreept op den rand, wit en bedekt met kleine
Avitte scliubbetjes, 4 à 5 niM. breed.
De Steel is zeer tenger en eindigt in eene verAvijding die
op een schijf gelijkt, 1 à 2 cM. lang.
De. plaatjes zijn afgeknot en aangegroeid.
Komt voor op de vruchten van den hazelaar.
15. M. stylobates (P.) afgeleid A’an crröAog of zuil en
of aanvaller, n. a. van den steel die de voorAverpen waarop
hij zich hecht, omsluit.
De hoed is Adiezig, klokA’ormig, stomp, licht gestreept
aan den rand, AA’i t of grijsachtig, een Aveinig pluizig aan
den rand, 5 à 6 mM. breed.
De Steel is draadvormig, onbehaard, gestreept, gebogen,
3 à 6 cM. lang.
De plaatjes zijn van elkaar, A’rij, buikig, Avit.
In den zomer en herfst op takken en doode steelen van
planten. '
16. M. echinipes (Lasch.) afgeleid van echinus of doom
en fc s of A’oet, n. a. A’an de stijA’e hären aan den voet.
Sa'h. ; Ag. rugatus-Secr., Ag. bulbillus-Schaw.
De hoed is A’liezig, klokvormig, bol, dan uitgespreid,
een Aveinig knobbelig, droog, onbehaard, gestreept, Avit,
3 à 4 niM. breed.
De Steel is draadvormig, recht of gebogen, onbehaard,
eindigend in een knolletje d a t met stijve haartjes bedekt
is, AA’it of kleurloos, I ä 2 cM. lang, 0.5 mM. dik.
Plaatjes smal, dik, A’rij of bijna aangehecht, uiteen,
AA’itachtig.
Komt in het najaar op doode takken en plantenafval voor.
17. M. clavularäs (Batsch.) afgeleid A’an clavus of spijker,
11. a. A’an den A’orm.
De hoed is A’liezig, bol, blauAA’achtig.
De Steel is draadA’ormig.
De plaatjes zijn vereenigd to t een A’rijen ring die den
top A’an den steel omgeeft.
In het najaar te A’inden op rottend hout.
18. M. corticola (Schum.) afgeleid A’an cortex of schors
en colo of bewonen, omdat de zAA’am daarop A’oorkomt.
De hoed is A’liezig, halfrond, dan bol, stomp, later ge-
iiaveld, onbehaard, gevoord en gestreept, aschkleurig,
bruin of blauAA’achtig, 5 a 10 mM. breed.
De Steel is kort, gebogen, tenger, A’ezelig, onbehaard, dof,
bestoven, I ä 2 mM. lang, Avitachtig violet of bruinachtig.
De plaatjes zijn aangegroeid, breed, bijna eivormig,
bleeker dan de kleur A’an den hoed en staan uiteen.
Van September to t November aan met mos begroeide
boomen te A’inden.
19 M. hiemaiis (Osbeck) afgeleid A’an hiems of AA’inter, n. a.
A’an liet groeien dezer zAvam to t in December.
Syn. : Ag. corticalis-BulL, Ag. umbelliferus-Scop.
De hoed is dun, klokvormig, later iets bultig, gestreept,
Avit, geelachtig AA’it, A’leescliachtig rood, 5 a 8 mM. breed.
De Steel is pijpachtig, naakt, tenger, gelijk, een AA’einig
behaard aan den voet, I ä I I cM. lang.
De plaatjes zijn talrijk, aangegroeid, smal, lijnA’ormig,
Avitachtig.
Deze kleine soort groeit eveneens aan met mos begroeide
boomen van September to t in December.