
DACRYOMYCES.
De hiertoe behoorende zwammen zijn van een geleiachtige
substantie, kogelrond, meest golvend geplooid.
1. D. deliquescens (Bull.) afgeleid van deliquescere of
vloeibaar AVorden.
Syn. : Tremella deliquescens-Bnll.
Het vruclitlicliaam is eerst vuil geel, bekervormig, dan
verbleekend, later geelbruin, gekronkeld en doorschijnend.
Op rottend naaldenhout te vinden en in voor en najaar
aigemeen.
2. D. stillatus (Nees.) afgeleid A’an stil-
lare of druppelen.
Het A’ruchtlichaam is eerst helder geel,
dan oranjekleurig, Avelke kleur zij blijft
behouden, geplooid en A’erschillend A’an
A’orm.
Op naaldhoomenhout in voor- en najaar
zeer aigemeen.
3. D. succineus (Fr.) afgeleid van sue- Miutus.
cinum of geel-bruin.
Het vruchthchaam is bruin-geel, klein, vrij vast, geleiachtig,
door vocht verbleekend. Op rottende dennenaalden
in troepen en in ons land alleen bij Lochern gevonden.
4. D. hyallnus (Lib.) of doorschijnend.
Het vruchthchaam is zeer bleek vleeschkleurig, rond of
langwerpig, uitgespreid en giad.
Op rottende dennenaalden bij Lochern aangetroffen.
5. D. nitidus (Lib.) afgeleid van nitere of glimmen.
Het vruchthchaam is zwart, glanzend, kleine kussentjes
vormend, zittend, bijna mM. breed.
In dikwijls samenvloeiende troepjes op droge takken
der braambes aangetroffen en niet aigemeen.
6. D. fraglformls (P.)
Het vruchthchaam is rood, rondaohtig, vrij vast, door
dicht bijeen staande plooien gelobd, van binnen bleek,
droog 7 mM. a 1 cM. breed.
Op de schors van naaldboomen in de lente te vinden.
EXOBASIDIEEN.
Van deze familie die de eenvoudigste vorm van een
Hymenomyceet doet zien en waarvan de basidiën naakt,
zonder hulsel op het substraat staan, is slechts een geslacht
inheemsch en wel ;
BXOBASIDIUM.
E. Vaclnll (TYor.) afgeleid van Vacci-
nium of boschbes.
Het vruchtlicliaam ontbreekt, de ZAvam
bestaat alleen uit het mycelium. Zij leeft
parasitisch op de bladeren en stengels
van Vaccinium Myrtillus en Vitis idaea.
De plekken Avaar de zwam zich bevindt,
zAvellen duchtig op en breiden zich vooral
op jonge bladeren dikAA’ijls over het geheele
blad uit dat dan aan de bovenzijde
geel of rood en aan de onderzijde witachtig
berijpt s c h ijn t; deze gezweifen
Avorden door velen A’oor gallen aangezien. Exobasidiu
. m i l l v a c c i n i i .
Het mycelium bevindt zich tusschen,
soms binnen in de kleurlooze parenchym cellen der bladeren
en bestaat uit fijne vertakte draden die des te sterker ont-
Avikkeld zijn naarmate zij dichter aan den epidermis liggen.
GASTEROMYCETEN OF BUIKZWAMMEN.
De naam is ontleend aan de Grieksche AVoorden
of bulk en
het peridium is opgesloten.
of zwam omdat het hymenium hier in