
meer of minder breede platen uitgespreid met glimmenden
vlokkigen omtrek.
Het hymenium is bleek rood, geelachtig, oranje, zeer
dun, Adeeschkleurig berijpt.
Op boomschors en hout te \dnden.
11. C. nudum (Fe.) afgeleid van nudus of naalrt.
Het A’ruchtlichaam is Avasachtig, hard wordend met
kalen kleverigen omtrek.
Het hymeninm is licht vleeschrood, glad, bedekt met
een AA’itachtig poeder d a t spoedig A’erdwijnt.
Eveneens op dood hout te A’inden.
12. C. polygonium (P.) afgeleid van of veel en
of hoek.
Het A’ruchtlichaam is aangegroeid, duidelijk begrensd,
spoedig hard wordend, aan den omtrek naakt.
Het hymenium is rood en dicht berijpt.
In herfst en lente op de schors van versehillende boomen,
vooral van populieren te vinden.
13. C. comedens (Nees) afgeleid van con of met en edere
of eten.
Het A’ruchtlichaam is bleekrood, eerst onder de schors
uitgespreid, die zij later afstoot.
Het hymenium is glad, onbehaard, in drogen tijd gebarsten.
Op rottend hout en takken te vinden, gedurende herfst
en Avinter.
14. C. Typhae (Fuck.) afgeleid van Typha of Lischdodden.
Het vruehtlichaam is uitgespreid, eerst rond, wit, byssusachtig,
later lederkleurig en wit bestoven.
Op de stengels van Carex (Zegge), Scirpus (Bies) en
Typha (Lischdodde) voorkomend, doch niet aigemeen.
15. C. quercinum (Pees.) afgeleid van quercus of eik.
Syn. : Peniophora quercina-Cooke.
Het vruehtlichaam is kraakbeenachtig, vliezig, klevend,
dan los behalve in het midden, ingerold, onderaan kaal
en zwart wordend.
Het hymenium is vleeschkleurig violet, niet berijpt
maar glad.
Op hout en schors, vooral van eiken te A’inden, in najaar
en winter aigemeen voorkomend.
16. C. cinereum (Pers.) afgeleid van cinis of asch.
Syn. : Peniophora cinerea-Cooke.
Het vruchthchaam is eerst wasachtig, dan stijf, te saam-
vloeiend en vuilbruin.
Het hymenium is aschgrauw, licht berijpt, dun.
Op takken en schors van allerlei boomen te vinden en
aigemeen.
17. C. amorphum (Pers.) afgeleid van i of zonder en
/no/30;^ of vorm.
Het vruehtlichaam is eerst bekervormig, dan uitgespreid,
meest samenvloeiend, AA'it, en viltig.
Het hymenium is glad, Avit.
Op naaldhout voorkomend.
HYPOCHNUS.
De door mij geraadpleegde Fransche en Duitsche schrijvers
rangschikken de hieroni
hieronder te behandelen soorten
onder het geslacht Corticium.
1. H. sambuci (P.) afgeleid van sambucus of A’lierboom.
Het vruehtlichaam is uitgespreid, bijna ingegroeid, het
vormt een witten korst zonder bepaaldeii omtrek en omsluit
soms geheele takken en stammen.
Het hymenium is eveneens wit, A’lokkig, A’iltig.
Voornamelijk op den Vlierboom (Sambucus nigra) A’oorkomend
en aigemeen in zomer en herfst.