
ASCOMYCETEN OF ASCUSZWAMMEN.
Zooals in het begin van dit werk reeds gezegd is, ontwikkelen
de sporen dezer zwammen zich in sporebuizen,
zakken of asci die zich aan den top openen wanneer deze
rijp zijn en ze dan wegspuiten.
Die sporen (ascosporen) zijn een, twee of meercellig en
al naar liet geslacht van verschillenden vorm en kleur
als kogelrond of ellipsvormig, ook A’indt men ze als staafjes
en draden. Over het aigemeen zijn het kleine zwammen
die alleen door het microscoop kunnen worden waarge-
n omen ; bij de eeiwoudigste vormen is van een eigenlijk
vruchthchaam geen sprake. De meesten leven parasitisch
in en op planten en bereiken gewoonlijk na het sterven
van het door hen bewoonde plantendeel het hoogste punt
hunner ontwikkeling.
Volledigheidshalve zijn in het begin van dit werk de
versehillende groepen waarin de Ascomyceten verdeeld
worden vermeld, doch daar hier te lande enkel die der
onderafdeelingen Discomyceten en Pyrenomyceten een
hooger vruchthchaam hebben, komen deze alleen voor
dit boek in aanmerking.
DISCOMYCETEN OF SCHIJFZWAMMEN.
Onder de Ascomyceten hebben alleen de Discomyceten
een ontwikkeld vruchthchaam, waarop het sporebed voorkomt.
Dit sporebed bestaat u it dicht naast elkander, recht
opstaande, meest knotsvormige sporezakken die dikwijls
met paraphysen vermengd zijn. Dit sporebed ligt vrij
en niet, zooals bij de meeste andere ascomyceten in een
gesloten vruchtje, het zoogenaamde perithecium, doch op
een uitgespreide discus of schijf.
Na de ontwikkeling der sporen strekken zich die sporezakken
over de oppervlakte van het sporebed en scheuren
door den druk, van het daarin opgesloten waterachtige
vocht aan den top open, zoodat de sporen worden Aveg-
gespoten ; hun aantal is dikwijls zoo groot da t het op
een stofwolk gelijkt.
Een gelijktijdige lediging der sporezakken heeft echter
zelden plaats, meestal worden zij na elkander rijp.
De vruchtlichamen zijn zeer verschillend A’an gedaante,
men vindt er knots-, schotel- of bekerA’ormige, eerst zijn
zij gesloten en later AA’ijd geopend. Het sporebed bevindt
zich op de schijfvormige binnenwaiid of is aan de boA’en-
vlakte van het A’ruchtlichaam gelegen.
Met het oog op de overeenkomst van enkele geslachten
met die der Basidiomyceten en het gebruik A’an enkele
soorten als voedsel, zullen alleen de families der Peziza-
zeeen en Helvellaceeen hier besprokeii Avorden.
PBZIZACEEEN of BEKEEZTYAMMEN.
De vruchtlichamen dezer fungi zijn eerst gesloten, beeiden
zich daarna min of meer beker- of komvormig uit, zijn
zittend of gesteeld, van een vleesch- Avas- of lederachtige
substantie.
De geheele binnenA’lakte A’an de kom is met asci bezet.
Zij leven op hont, schors en aan plantenstengels alsook
op den grond.
Vergiftige soorten komen hier niet onder voor, enkele
der grootere AVorden gegeten, A’erschilleiide zijn schadelijk
voor de boschcultuur.
RHIZINA.
Plet vruchthchaam is ongesteeld, opeii, vau onderen hol,
golvend gebogen, opgeblazen en ligt vormeloos eu korst