
het velum partiale bedoeld worden die in plaats van een
ring, korter of langer aan den steel kleven.
Deze zwammen hebben zooals de meesten, in de eerste
dagen een bolvormigen hoed die door de ontwikkeling
A’an A'orm A’erandert. Hij wordt dan halfrond en later u itgespreid,
zelden vindt men ze met opgeslagen rand of
ingedrukt.
Hoed en steel zijn vleezig en loopen ineen.
Hij komt ill versehillende kleuren A’Oor als violet, blauw,
groen, geel, oranje en rood terwijl de opperhuid droog,
kleverig, glad of kortharig kan zijn. De steel verschilt even- <
zeer in A'orm en afmeting, dan is hij grof, dik, cylindrisch,
onderaan iets gezAvollen of knolvormig, dan Aveer dun, meer
of minder gebogen, doch hoogst zelden gelijkt hij op een
Avortel.
Het gordijn d a t uit een spinnewebachtige stof bestaat,
is meestal zeer A'ergankelijk ; om het te zien en daardoor
de soort te kunnen A'aststeilen, is het raadzaam steeds
jonge exemplaren te onderzoeken. De plaatjes zijn geAA’oonlijk
iets lichter gekleurd dan deii hoed, ofschoon donkerder
gekleurde ook A’oorkomeii. Zij zijn ongelijk, talrijk,
meer of minder opeen staand, vrij breed of smal, over
het aigemeen glad op de snede en aangegroeid of aangehecht.
Wanneer de zwam rijp is, verkrijgen de plaatjes
door de sporen een kaneelachtige kleur.
De sporen zijn okerkleurig, eivormig en glad.
Zij groeien A’oornamelijk in den herfst in bosschen op
den grond en meestal in troepen, enkelen zijn eetbaar,
bepaald giftige vond ik nergens vermeld.
Ten gevolge van het groot aantal soorten die men meende
onder dit geslacht te moeten rangschikken, heeft men ze
Aveder in onder afdeelingen verdeeld.
Een aantal soorten van d it geslacht hebben overeenkomst
met de geslachten Pholiota, Inocybe en Hebeloma.
A. Kleverige soorten.
I. Hoed kleverig, steel droog Phlegmacium.
II. Beiden kleverig Myxacium.
B. Niet kleverige soorten.
a. Niet hygrophane soorten.
III. Hoed en steel vlokkig of vezelachtig.
Steel stevig, knolachtig of
knotsvormig. Inoloma.
IV. De hoed is bijna zijdeachtig.
De steel is glad, onbehaard,
veelal dun. Dermocybe.
b. Hygrophane soorten.
V. De steel is van onderen
bekleed, dikwijls geringd. Telamonia.
VI. De steel is naakt. Hydrocybe.
Iste onderafd. Phlegmaeium.
De hoed is regelmatig gevormd, in de jeugd Adeezig en
kleverig.
De steel is steA’ig en droog. Het gordijn spinneAvebachtig.
De zwammen leven op den grond en zijn oneetbaar.
1. C. largus (Fr.) afgeleid A’an largus of statig.
De hoed is vleezig, halfrond, bol-A’lak, het midden breed
bnltig, de rand op het laatst gegolfd, een Aveinig kleA’erig,
geelgrijsachtig met purpere tint, dan bruingeel, de rand
geelachtig, 8 a 10 cM. en meer breed.
De steel is steA’ig, recht, krom, eerst A’iolet, dan witachtig,
bovenaan berijpt, door drnkking bloedrood AA’ordeiid, 8 a
14 cM. lang 2 a 2 l dik, A’oorzien A’an een gordijn d a t besta
at uit roodbruine bepoederde A’ezels.
De plaatjes zijn aangegroeid, uitgerand, breed, talrijk,
gaaf, blaiiAV, kleikleurig, dan kaneelkleurig, 8 mM. breed.
H et blauwe A’leesch Avordt spoedig wit.
In den herfst in naaldbosschen te vinden, doch niet
aigemeen.
2. C. purpurascens (Eb.) afgeleid van purpureus of purper.
De hoed is A’leezig, bol, dan bol-A’lak, de rand omgerold.