
20. M. setosa (Soav.) afgeleid A’an setosus of „A’an zijde
A’oorzien” , ii. a. A’an den steel.
De lioed is zeer teer, halfrond, stomp, onbehaard, bruinachtig,
I I niM. breed.
De Steel is liaardun en met stijve hären bedekt.
De plaatjes zijn talrijk.
In den lierfst op beukeiibladereii.
21. M. pura (P.) afgeleid van fiirus of zuiver, n. a.
A’an de ziÜA’ere kleur A’an den hoed.
Syii. : Ag. rbseiis-Bull.
De hoed is Aveiiiig vleezig, bol of klokvormig, bultig,
dan uitgespreid, onbehaard, gestreept op den rand, AA’aterig,
zeer A’erschillend van kleur, Avitachtig, Avit, bleek geel, rose,
lila-achtig of grijsblauAV, zelden oraiijegeel, 2 | à 5 cM. breed.
De Steel is tenger, stijf, gelijk of bovenaan smaller bij
groote exemplaren, pijpachtig, giad, onbehaard, naakt,
somtijds iiieengedrongen, aan den A’oet meer of minder
AVollig, kleur als hoed maar minder donker, 6 à 10 cM.
lang eil 5 à 8 mM. dik.
De plaatjes zijn Aveiiiig talrijk, aangehecht, zeer breed,
buikig, dik, bleek, AA’itachtig of bijna gelijkkleurig inet
den lioed, rose en violet kleurig.
Het A’leesch is Avit of Avitachtig, doorschijnend, riekt
sterk naar rapen. Zij is giftig volgens Quélet.
Men vindt deze teere soort in den herfst in bosschen
te midden A’an afgeA’allen bladeren, in mosachtige Aveiden,
in lieideA’elden, meestal in troepen, somtijds ook eenzaam
en aigemeen voorkomend.
22. M. chlorantha (F r .) afgeleid A’an of groen,
en 'xAoq of bloem, n. a. der kleur van den hoed.
De hoed is A’liezig, klokvormig, stomp, gestreept in
iiatten toestand, groenachtig, 5 a 10 mM. breed.
De steel is kort, groenachtig, glad en ongeveer 3 cM. lang.
De plaatjes zijn buikig, aangehecht, A v it of Avitaclitig.
Groeit A’an Augustus to t October in naaldbosschen
en is niet aigemeen.
23. M. lineata (F r .) afgeleid van linea of lijn, n. a.
A’an den gestreepten hoed.
Syn. : Ag. lineatus-Bull.
De hoed is A’liezig, klokvormig, stomp, onbehaard, Avitachtig
of grijs geelachtig, het midden donker of zwartachtig,
somtijds geheel Avit, gestreept, 0.5 à 1.5 cM.breed.
De steel is licht gestreept, tenger, glad, Avit, geelachtig
bij de plaatjes, lager Avitachtig, rood geelachtig aan den
voet die met een Avitte vezelige massa bedekt is, 6 cM. lang.
De plaatjes zijn buikig aangegroeid, Aveinig talrijk, A’uÜAA’it.
Het A’leesch is zeer dun en Avit.
In zomer en herfst tusschen gras en mos in Aveiden en
bosschen te A’inden, doch steeds zeldzaam.
24. Kl. luteo-alba (Bo lt.) afgeleid A’an luteus of geel
en alhus of AA’it, n. a. der geele kleur A’an den hoed en de
AA’itte kleur van de plaatjes.
De hoed is A’liezig, klokvormig, bultig, licht gestreept
op den raud, vooral aan den top geelachtig, glanzend,
I a 2 cM. breed.
De steel is draadA’ormig, taai, glanzend, onbehaard,
geelachtig 2 a 3 cM. lang.
De plaatjes zijn talrijk, breed, aangegroeid, AA’it.
Op A’ochtige plekken tusschen mos in naaldbosschen,
gedurende zomer en herfst, niet aigemeen A’oorkomend.
25. IVi. flavo-alba (F r .) afgeleid A’an flavus of bleek geel
en albus of Avit, n. a. der kleur A’an den hoed en der
plaatjes.
Syn. : Ag. pnmilus-Bull.
De hoed is bijna A’liezig, klokA’ormig, bol, licht gestreept,
dan A’lak, bultig, Avit of geelachtig, met A’eelal gespleten
rand, 2 a 3 cM. breed.
De steel is pijpachtig, stijf, AA’itachtig, berijpt aan deu top.
De plaatjes staaii uiteen, zijn bijna A’rij, A’eel breeder en
afgerond bij den steel, sclierp bij den top, en AA’it.
Gedurende zomer en lierfst tusschen mos, soms ook op
stronken en in Aveilanden, in groepjes te A’inden.
J.