
aclitig, tloiikerder in het midden, kegelvormig, daii bolrond,
vlak, eindelijk ingedeukt, de rand is licht golvend, fijn
gestreept, onbehaard, kleA’erig, 2 a 5 cM. breed.
De Steel is geelachtig of Avit-roodachtig onder tegen de
plaatjes, A’erder OA’eral met een bruin zAvart fluAveel bedekt,
dik, A’an beneden naar boA’en dunner AA’ordend, recht of
gekromd aan den A’oet, vezelig, AA’ortelA’ormig en 4 a 8 cM.
of meer lang.
De plaatjes zijn niet talrijk, geelachtig, buikig, scherp
aan den rand, breeder, afgerond en nitgerand, alleen door
een tandje aangehecht.
Het A’leesch is AA'it of geelachtig en roodachtig in den
Steel, reukeloos, zacht A’an smaak, eethaar, maar niet
smakelijk.
_ Men A’indt deze ZAvam op oude stronken in schaduAvrijke
bosschen, zodeA’ormend A’an Augustus to t in den Avinter,
OA'eral en aigemeen.
7. C. irochiius (Lasch) afgeleid A’an trochilus of goud-
haantje omdat deze ZAA’am eA’enals die A’ogel groote koude
kan A'erdragen.
De hoed is Aveinig A’leezig, bol, dan A’lak, eindelijk ingedrukt,
bultig, naakt, gestreept in natten tijd, 2 a 3 cM.
breed, bruin, donkerder in het midden.
De Steel is pijpachtig, stijf, taai, met donker bruin iluAveel
bedekt, onderaan zAvart Avordend en A’oorzien A’an Avortel-
A’ormige A’ezels, AA'it en 6 ä 10 cM. lang.
De plaatjes zijn AA’it. Deze ZAA’am is alhoeAvel niet aigemeen,
op bescliaduAA’de plekken in bosschen, eenzaam en
in groepen, in het najaar te A’inden.
8. C. stipitaria (Fr.) afgeleid van stipes of steeltje, zin-
spelende op de takjes of stengels A’an planten die dikAvijls
den hoed mede helpen dragen.
S y n .; Ag. caulicinalis-Bull.
De hoed is AA’einig A’leezig, bolrond, dan vlak en jong
zijnde bultig, later naA’elachtig, droog, vullAvit of geelachtig,
donkerder in het midden en groen Avordend Avanneer
de zAvam oud is, vezelig schubachtig in de jeugd,
p s tr e e p t in het midden, gevouAven aan den rand op ouderen
leeitijd en ten laatste met een of meer concentriscli om
het midden loopende groeven, 5 a 15 mM. breed.
De Steel is licht bruin, vol, later hol, taai, zeer dun, vezelachtig,
behaard, gestreept, dikAvijls gekromd, 2 a 5 cM. lang.
De plaatjes staan Avijd uiteen, zijn buikig, bijna niet
aangehecht, Avit of licht rose.
Het A’leesch is dun, wit.
Zij is^ van Augustus to t October te A’inden op stengels
en takjes van andere planten als ook op plantaardigen
afval m bosschen, niet zeldzaam, door het geheele land
A’oorkomend.
9. C. confluens (P.) afgeleid van confiuere of saamA’loeien.
naar aanleiding van de steeltjes die als een bundel ineen-
groeien.
De hoed is weinig, vleezig, bolrond, dan vlak, stomp,
slap, onbehaard, roodachtig, naarmate der vochtigheid
meer of minder rose getint en wit in drogen tijd, 1 ä 3
cM. breed.
De Steel is vezelig, pijpachtig rood, geheel met Avitte
ruige vezels bedekt, 7 a 12 cM. lang.
De plaatjes zijn talrijk, A’rij of bijna en AA’itachtig.
\ rij aigemeen, zodeA’ormend en aan elkaar gehecht, in
bosschen op rottende bladeren gedurende het najaar te
vinden.
10. C. conigena (P.) afgeleid A’an conus of kegel en
gignero of A’oortbrengen, naar aanleiding A’an het groeien
dezer zAA’ammen op dennenkegels.
De hoed is Aveinig vleezig, A’lak, iets bultig, dan ingedeukt,
roodachtig bruin, aschgrauw, lichter aan den rand,
1 a 2 cM. breed
De Steel is liclitrood aan den top, dun, pijpachtig, taai,
bepoederd, aan het einde A’oorzien A’an een langen A’ezel-
achtigen behaarden Avortel Avaarmede hij zieh aan de den-
nekegels hecht.