
holrond, glad, onbehaard, zonder gordels, kleverig, grijs
roodachtig of loodkleurig, ondoorzichtig; in drogen tijd
is hij zijdeachtig en bleeker, 3 a 14 cM. breed.
De Steel is gevuld, dan hol, breekbaar, cylindrisch of
bovenaan dunner, onbehaard, droog, Avit of grijsachtig,
soms roodgeel, 2 a 10 cM. lang.
De plaatjes zijn talrijk, dun, aangegroeid of een AA’einig
afloopend, bepoederd, Avit, dan Avitgeel met lichten geel-
rooden gloed.
Het Adeesch da t scherp en niet eetbaar is, heeft een
Avitte kleur.
De melk is AA’it, scherp van smaak eu kleurt spoedig
grijsachtig.
In bosschen op vochtige plekken gedurende zomer en
herfst, doch niet aigemeen A’oorkomend.
C. Melksap ivit, geel of geelachtig wordend.
5. L. scrobiculatus (Scop.) afgeleid A’an scrobis of put,
n. a. van de kuiltjes in den steel.
De hoed is Adeezig, zacht, bol, dan A’lak, in het midden
ingedrukt, de rand omgerold en vooral in het begin met
AA’ollige draden bedekt, geel okerkleurig, vuil geel of aardkleurig,
verbleekend door de zon, zonder gordels, dof,
vochtig of kleverig, 8 ä 15 cM. en meer breed.
De Steel is eenkleurig met den hoed, forsch, kort, hol, kenmerkt
zich door breede ringvormige grocA’en, 4 a 8 cM. lang.
De plaatjes zijn talrijk, dun, AA’it of geelachtig, aangegroeid
of iets afloopend.
Het A’leesch is dik, eerst AA’it, dan geel, niet onaangenaam
riekend. De melk is scherp, wit, wordt safiraangeel.
Deze zwam is A’erdacht volgens G i l l e t en giftig volgens
Qt’e le t .
Zij komt in het najaar in naaldbosschen op A’ochtige
plekken voor, doch is zeldzaam.
6. L. chrysorrheus (F e .)
Syn, : Ag. zonarius-Bolt.
De hoed is vleezig, weinig stevig, bol, genaveld, dan
trechtervormig en met een gegolfden, omgerolden rand,
AA’itachtig, wit geelachtig, vleesch- of ojanjekleurig gcAA’as-
schen, m e t gordels geteekend of v an oranje vlekken
A’oorzien, levendig gekleurd, 6 ä, 24 cM. breed.
De Steel is gevuld, dan hol, gelijk of buikig, giad, AA’it,
berijpt, dan eenkleurig met den hoed, wollig aan den A’oet,
3 a 5 cM. lang en 1 a 2 cM. dik.
De plaatjes zijn talrijk, smal, afloopend, geelachtig.
Het A’leesch is wit, rossig aan den top, geelachtig op
de breuk. De melk is zeer scherp, overA’loedig, Avit, AA’ordt
onmiddelijk goudgeel gekleurd.
In zomer en najaar is deze zwam in beuken en naaldbosschen
te vinden, doch niet aigemeen. Omtrent haar
gebruik als voedsel vond ik nergens iets vermeld.
7. L. iheiogaius (B u l l. ) afgeleid van dsioy of zAA’aA’el en
yxAx of melk, n. a. A’an de kleur der melk.
De hoed is dun vleezig, bol, dan ingedrukt en holrond
AA’anneer hij iets ouder is, onbehaard, iets kleverig, glimmend
in drogen toestand, roodbruin, steenrood, rood geelbruin,
onduidelijk geteekende gordels, 4 a 6 cM. breed.
De Steel is gCA’uld, dan hol, bijna gelijk, giad, rood-bruin-
geel, eenkleurig met den hoed, mmar minder donker, 2 a 5
cM. lang en 4 a 8 mM. dik.
De plaatjes zijn talrijk, dun, eerst bleek, later roodbruinachtig,
aangegroeid of iets afloopend.
Het Avitte A’leesch kleurt zich op de breuk geel en is giftig.
De melk is Avit, spoedig ZAvaA’el en niet goudgeel zooals
die van „clirysorheus” , AA’einig of geheel niet riekend, zeer
scherp en bitter A’an smaak.
In bosschen, A’ooral die A’an naaldhout, A’eelal eenzaam,
vrij aigemeen in het najaar te vinden.
D. Melksap onveranderUjk wit.
8. L. turpis (Fr.) afgeleid A’an turpis of leelijk.
Syn. : Ag. necator-Pers.
De hoed is A’leezig, ineengedrongen, A’lak, schijfA’ormig,