
phaaii, gestreept iu vochtigen toestand, glad in drogen,
witachtig of geel roodachtig, later droog zijnde witachtig.
De steel is draadA’ormig, onbehaard, 3 cM. lang.
De plaatjes zijn aangegroeid, aschgrainv, dan zwart,
Avitachtig op de snede.
Deze kleine soort leeft voornamelijk op mest van koeien
en schapen en komt vrij aigemeen in de lente voor. ,
GOM^DIUSy
De naam is afgeleid v'aii ^ ¿^©os/of spijker eu eiSog of
A’orm, 11. a. van den A’orm der zwam.
De hoed is vleezig, taai, kleverig, hij gelijkt op een tol
of een onigekeerden kegel. De steel is middenstaand en
loopt met den hoed ineen. De plaatjes zijn afloopend en
worden naar beneden gaand smaller, in de eerste jeugd
zijii zij door een spiimeAvebachtigen, kleverigen sluier bedekt
die spoedig verdAvijnt.
De sporen zijn glad, gerekt-eiA’ormig, grijs of ZAvartachtig
gekleurd.
Deze ZAA’ammen leA'en op den grond.
1. G. giutinosus (Fe.) afgeleid A’an
gluten of lijm.
De hoed is A’leezig, bol, stomp, op
het laatst ingedrukt, onbehaard, glad,
kleverig, bruin loodkleurig of grijs-roodachtig,
meer of minder met rood of
purper gcAvasschen, dikwijls gevlekt
door zwartachtige plaatjes of ouder
Avordend een purper-zwarte tint aan
nemeiid, 4 a 10 cM. breed.
De steel is stevig, gevuld, vezelig of
schubbig, gewoonlijk onderaan dikker,
bovenaan wit, onderaan van binnen
en buiten geel, 6 ä 8 cM. lang.
De plaatjes zijn niet talrijk, lang
afloopend, dikwijls gevorkt of vertakt, Gompiiidius giutinoaue.'
witachtig, dan aschgrauw, somtijds wanneer de zwam
oud is olijfkleurig.
Het gordijn is spinnewebachtig, glimmend en kleverig,
dikwijls een zwartachtigen ring aan den top van den
steel achterlatend.
Het vleesch is wit, week, onder de opperhuid eenkleurig
met den hoed, da t van den steelvoet is geel. De zwam
is reuk- en smakeloos.
Aigemeen van Juli to t October in onze naaldbosschen
te vinden.
Eetbaar en volgens Q u é l e t zelfs aangenaam van smaak.
2. G. roseus (Fk.) afgeleid van roseus of roos,
De hoed is vleezig, rose- of levendig rood, bol, stomp,
dan vlak, de rand min of meer omgerold, onbehaard. zeer
kleverig, 4 à 5 , cM. breed.
De steel is stevig, gezwollen aan den top, onderaan
dunner, meer of minder krom, bovenaan wit of Avit met
roode tint, roodbruin aan den voet, 3 à 4 cJI- lano- en 1
cM. of meer dik. °
De plaatjes zijn wit, dan grijs-aschgrauAv, dik, recht,
zeer afloopend, weinig talrijk.
Het gordijn is kleverig en vergankelijk.
Het vleesch is AA’it met roode tint, aangenaam riekend,
zacht smakend eu volgens Q u é l e t eetbaar.
Gedurende zomer en lierfst in naaldbosschen
te A’inden.
3. G. viscidus (Fr.) afgeleid A’an viscidus
of lijmachtig.
De hoed is vleezig, halfkogelrond, dan
kegelvormig, hoi, vlak en zelfs holrond,
stomp-bultig, met een AA’einig omgerokieii
rand iu de jeugd, onbehaard, glad, bruin
roodachtig, soms met violette tint, zAvart
gevlekt, op het laatst geheel ZAvart, kleA’erio-
5 a 10 cM. breed.
De steel is gcA’iild, stevig, A’rij dik, cylin- G o n ip b id iiis
v is c id u s .